V4: Globalisering Flashcards

1
Q

transportnetwerken

A

Een netwerk van aanvoer-, doorvoer- en afzetlijnen die samenkomen bij allerlei transportknooppunten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

absolute ligging

A

De ligging van een plaats op aarde met coördinaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

relatieve ligging

A

De ligging van een gebied ten opzichte van andere gebieden, uitgedrukt in de mate van bereikbaarheid in afstand en tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

afstandsverval

A

De afname van de interactie tussen gebieden naarmate de afstand toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

transporttechnologie

A

Technologische ontwikkelingen in de transportsector, met als doel het zo efficiënt mogelijk vervoeren van goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mondiale netwerken

A

De wereldwijde fysieke en digitale infrastructuur die nodig is om mensen, kapitaal en kennis met elkaar te verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

transnationale netwerken

A

De internationale fysieke en digitale infrastructuur die nodig is om mensen, kapitaal en kennis met elkaar te verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

informatietechnologie

A

Technologische innovaties om mobiele informatie uit te wisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tijd-ruimtecompressie

A

Het verschijnsel dat in de wereld de ruimte en tijd er niet meer toe doen door afname van de relatieve afstanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

absolute afstand

A

Afstand uitgedrukt in km.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

relatieve afstand

A

Afstand uitgedrukt in tijd, geld of moeite.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

global village

A

Het gevoel ontstaan dat alle aardbewoners in een groot werelddorp bijeen wonen en met elkaar in contact staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

globalisering

A

Het proces waardoor er in toenemende mate economische, politieke en culturele samenhang op wereldschaal ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

interactietheorie van Ullman

A

De mobiliteit van mensen, goederen, kapitaal, energie en informatie tussen gebieden verklaren.
1. Complementariteit
2. Transporteerbaarheid
3. Tussenliggende mogelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hegemoniale staat

A

Een land dat met behulp van politieke, economische, financiële en militaire middelen een overheersende rol speelt in de wereldorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

europianisering

A

Koloniaal proces waarbij de inwoners die in de koloniën woonden zich moesten aanpassen aan de Europese normen en gewoonten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

imperialisme

A

Het proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld uit willen breiden door gebieden te veroveren en te beheersen.

18
Q

regionale ongelijkheid

A

Grote en ongewenste verschillen in ontwikkeling tussen gebieden.

19
Q

internationale arbeidsverdeling

A

Wereldwijde specialisatie waarbij ieder land produceert waar het goed in is.

20
Q

cumulatieve causatie

A

De theorie van Myrdal die stelt dat de groei van economische activiteiten en welvaart in het centrum zichzelf versterkt en uitbreidt ten koste van de werkgelegenheid en welvaart in de periferie.

21
Q

neokolonialisme

A

Kolonialisme in een nieuwe vorm, waarbij rijke landen de zelfstandig geworden vroegere koloniale gebieden uitbuiten.

22
Q

economisch globalisering

A

Proces van toenemende mondiale, economische interactie en integratie.

23
Q

Triade

A

Aanduiding van de economische driehoek tussen de VS, de EU en Japan dat in de wereldhandel het grootste deel van het handelsvolume voor haar rekening neemt. Ook het grootste deel van de industriële productie en innovatie vindt plaats binnen de Triade.

24
Q

Asian pacific rim

A

De landen langs de westrand van de Grote Oceaan.

25
Q

nieuwe industrielanden

A

Nieuwe, opkomende industrielanden die aantrekkelijk zijn door lage loonkosten, een gunstig belastingklimaat, politieke stabiliteit en grote afzet- en arbeidsmarkten. In Asian pacific rim zijn deze: Zuid-Korea, Taiwan, China en Maleisië.

26
Q

uitschuiving

A

Het proces van ruimtelijke verplaatsing van bedrijven of bedrijfsonderdelen naar nieuwe gebieden met een aantrekkelijker vestigingsklimaat (zoals lage lonen).

27
Q

multinationale onderneming (mno)

A

Groot bedrijf dat in verschillende landen bedrijfsonderdelen heeft.

28
Q

kapitaalstromen

A

De internationale verplaatsingen van grote hoeveelheden geld en kapitaal.

29
Q

productieketen

A

De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat, van grondstof tot eindproduct.

30
Q

multipolaire wereld

A

Wereldorde waarin meerdere machtscentra (landen) bestaan die allemaal ongeveer even sterk zijn of evenveel invloed hebben.

31
Q

zuid-zuidinvesteringen

A

Zuidelijke (vaak armere) landen investeren steeds vaker in elkaars economieën.

32
Q

culturele globalisering

A

Het wereldwijde proces waarin culturen elkaar beïnvloeden via migratie- en toeristenstromen, tv, internet en telefoon.

33
Q

cultuurgebieden

A

Regio’s waarin verreweg de meeste inwoners zich gedragen volgens de dominante cultuur.

34
Q

amerikanisering

A

De Amerikaanse cultuur is wereldwijd dominant en heeft een sterke invloed op andere culturen.

35
Q

lingua franca

A

De internationaal gemeenschappelijk taal.

36
Q

politieke globalisering

A

Het proces van wereldwijde politieke integratie.

37
Q

burgerschap

A

Het recht om als burger vrij deel te nemen aan alle activiteiten die horen bij een samenleving.

38
Q

geopolitiek

A

Het streven om politieke doelen te bereiken op basis van geografische argumenten.

39
Q

blokvorming

A

Samenwerkingsverbanden tussen landen die aansluiting en steun bij elkaar zoeken om hun positie (vooral economisch en politiek) te versterken.

40
Q

samenwerkingsverbanden

A

Blokvorming tussen landen die aansluiting en steun bij elkaar zoeken om hun positie (vooral economisch en politiek) te versterken.

41
Q

regionalisme

A

Het streven van de mensen in een gebied naar een vorm van politiek zelfbestuur.