Unité 21 (vingt-et-un) Flashcards
des bagages (man.)
🇫🇷
bagage
🇳🇱
bagage
🇳🇱
des bagages (man.)
🇫🇷
un chemin
🇫🇷
een weg
🇳🇱
un sac
🇫🇷
een tas, zak
🇳🇱
een (reis)koffer
🇳🇱
une valise
🇫🇷
een weg
🇳🇱
un chemin
🇫🇷
een tas, zak
🇳🇱
un sac
🇫🇷
une valise
🇫🇷
een (reis)koffer
🇳🇱
écrire*
🇫🇷
*betekent dat je van dit werkwoord nu alleen die vorm leert. Vervoegen hoeft dus nog niet.
schrijven
🇳🇱
schrijven
🇳🇱
écrire*
🇫🇷
montrer (à Luc)
🇫🇷
tonen (aan Luc)
🇳🇱
tonen (aan Luc)
🇳🇱
montrer (à Luc)
🇫🇷
oublier
🇫🇷
vergeten
🇳🇱
vergeten
🇳🇱
oublier
🇫🇷
parler (français)
🇫🇷
(Frans) spreken
🇳🇱
(Frans) spreken
🇳🇱
parler (français)
🇫🇷
trouver
🇫🇷
vinden
🇳🇱
vinden
🇳🇱
trouver
🇫🇷
prêt, prête
🇫🇷
klaar
🇳🇱
klaar
🇳🇱
prêt, prête
🇫🇷
Alors, tu es où?
🇫🇷
Wel(nu), waar ben je?
🇳🇱
Wel(nu), waar ben je?
🇳🇱
Alors, tu es où?
🇫🇷
Il y a des sacs partout.
🇫🇷
Er liggen overal tassen.
🇳🇱
Er liggen overal tassen.
🇳🇱
Il y a des sacs partout.
🇫🇷
quand?
🇫🇷
wanneer?
🇳🇱
wanneer?
🇳🇱
quand?
🇫🇷
si je peux (s’il peut)
🇫🇷
indien, als ik mag / kan
🇳🇱
indien, als ik mag / kan
🇳🇱
si je peux (s’il peut)
🇫🇷
entre 4 et 5
🇫🇷
tussen 4 en 5
🇳🇱
tussen 4 en 5
🇳🇱
entre 4 et 5
🇫🇷
oublier de raconter
🇫🇷
vergeten te vertellen
🇳🇱
vergeten te vertellen
🇳🇱
oublier de raconter
🇫🇷
👍 un of une?
🇫🇷
Leer een zelfstandig naamwoord altijd met z’n lidwoord ervoor!
🇳🇱