unite 2 voc 1-2 Flashcards
uitrusten
se reposer
ideeen uitwisselen
échanger des idées
iets ruilen
échanger quelque chose
ontvangen worden
être acceuilli
zin hebben in, zin hebben om
avoir envie de
1 koffer meenemen
emporter une seule valise
de bagage in de auto steken
mettre les bagages dans la voiture
op vakantie vertrekken
partir en vacances
een fototoestel meenemen
emporter un appareil photo( une camera)
Geboren zijn in de verenigde staten
être né(e) aux etats-Unis
in Duitsland leven
vivre en allemagne
in Frankrijk studeren
etudier en France
naar Nederland gaan
aller aux Pays-bas
uit Portugal komen
venir du portugal
naar Zwitserland reizen
voyager en suisse
in Japan wonen
habiter au japon
in Italië werken
travailler en italie
in Vlaanderen blijven
rester en flandre
naar gent vertrekken
partir à gand
in Engeland wonen
habiter en Angleterre
terugkeren naar Mechelen
retourner à Malines
uit turkije komen
venir de Turquie
wat telt, is het welbevinden
ce qui compte, c’est bien-être
een geslaagde vakantie
des vacances réussies
een ontmoeting
une rencontre
goedkoop reizen
voyager à petits prix
een woning kiezen
choisirs un logement
zin hebben in een ijsje
avoir envie d’une glace
een uitdaging
un défi
een rode paraplu
un parapluie rouge
zin hebben om te slapen
avoir envie de dormir
een kompas
une boussole
een dagblad
un quotidien
een regenjas
un imperméable
een strandhandoek
une serviette de plage
het dagelijkse leven
la vie quotidienne
een knuffelbeer
un nounours
een zonnebril
des lunnettes de soleil
een dagelijkse gewoonte
une habitude qoutidienne
een muts
un bonnet
een stadsplan
un plan de ville
een tandeborstel
une brosse à dents
een oplader
un chargeur