unite 2 voc 1-2 Flashcards

1
Q

uitrusten

A

se reposer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ideeen uitwisselen

A

échanger des idées

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

iets ruilen

A

échanger quelque chose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ontvangen worden

A

être acceuilli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zin hebben in, zin hebben om

A

avoir envie de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

1 koffer meenemen

A

emporter une seule valise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de bagage in de auto steken

A

mettre les bagages dans la voiture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

op vakantie vertrekken

A

partir en vacances

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een fototoestel meenemen

A

emporter un appareil photo( une camera)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geboren zijn in de verenigde staten

A

être né(e) aux etats-Unis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

in Duitsland leven

A

vivre en allemagne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in Frankrijk studeren

A

etudier en France

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

naar Nederland gaan

A

aller aux Pays-bas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uit Portugal komen

A

venir du portugal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

naar Zwitserland reizen

A

voyager en suisse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in Japan wonen

A

habiter au japon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

in Italië werken

A

travailler en italie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

in Vlaanderen blijven

A

rester en flandre

19
Q

naar gent vertrekken

A

partir à gand

20
Q

in Engeland wonen

A

habiter en Angleterre

21
Q

terugkeren naar Mechelen

A

retourner à Malines

22
Q

uit turkije komen

A

venir de Turquie

23
Q

wat telt, is het welbevinden

A

ce qui compte, c’est bien-être

24
Q

een geslaagde vakantie

A

des vacances réussies

25
een ontmoeting
une rencontre
26
goedkoop reizen
voyager à petits prix
27
een woning kiezen
choisirs un logement
28
zin hebben in een ijsje
avoir envie d'une glace
29
een uitdaging
un défi
30
een rode paraplu
un parapluie rouge
31
zin hebben om te slapen
avoir envie de dormir
32
een kompas
une boussole
33
een dagblad
un quotidien
34
een regenjas
un imperméable
35
een strandhandoek
une serviette de plage
36
het dagelijkse leven
la vie quotidienne
37
een knuffelbeer
un nounours
38
een zonnebril
des lunnettes de soleil
39
een dagelijkse gewoonte
une habitude qoutidienne
40
een muts
un bonnet
41
een stadsplan
un plan de ville
42
een tandeborstel
une brosse à dents
43
een oplader
un chargeur
44