Unite 2 pays/ville 1-8 Flashcards

1
Q

ik ga naar Nederland

A

je vais aux Pays-bas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

jij woont in Engeland?

A

tu habites en Angleterre?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hij reist naar Spanje

A

il voyage en espagne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zij is geboren in Italië

A

elle est née en Italië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wij vertrekken naar Duitsland

A

nous partons en allemange

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

blijven jullie in België

A

vous restez en belgique?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mijn ouders leven in Portugal

A

mes parents vivent au Portugal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zij werken in Marokko

A

ils travaillent au maroc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ik studeer in België, in Antwerpen

A

j’etudie en belgique, à anvers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gaan

A

aller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wonen

A

habiter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

reizen

A

voyager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vertrekken

A

partir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geboren zijn

A

être né(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

blijven

A

rester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leven, wonen

A

vivre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

studeren

A

étudier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ik woon in België maar ik werk in Luxenburg

A

j’habite à belgique mais je travaille au luxenbourg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

we gaan op vakantie naar Marokko

A

nous allons en vancance au maroc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ben jij geboren in de verenigde staten?

A

tu es né(e) aux Etats-Unis

21
Q

om 10 uur vertrek jij naar Duitsland

A

A 10 heures, tu pars en allemagne

22
Q

jullie gaan naar portugal

A

vous allez au Portugal

23
Q

zij studeert in Engeland

A

elle étudie en angleterre

24
Q

wij blijven graag hier, in België

A

nous aimons rester ici, en belgique

25
Q

zij leven in Frankrijk sinds 2018

A

ils vivent en france depuis 2018

26
Q

de studenten reizen vaak naar nederland

A

les étudiants voyagent souvant en aux pays-bas

27
Q

mijn kinderen wonen in Italië

A

mes enfants habitent en Italië

28
Q

mijn man is geboren in Frankrijk

A

mon mari est né en france

29
Q

morgen, vertrek ik naar Duitsland

A

demain, je pars en allemagne

30
Q

jij bent geboren in Nederland maar je woont in Spanje

A

tu es né(e) aux Pays-Bas mais tu habites en espagne

31
Q

hij gaat naar Frankrijk en daarna naar Marokko

A

il va en france et puis au maroc

32
Q

ik reis graag naar Portugal

A

j’aime voyager au Portugal

33
Q

ik vertrek niet op reis, ik blijf in België

A

je ne pars pas en vacances, je reste en belgique

34
Q

hij komt uit Gent maar hij woont in Brugge

A

il vient de Gand mais il habite à Bruges

35
Q

ik woon in Nederland maar ik kom uit Brussel

A

j’habite aux Pays-Bas mais je viens de Bruxelles

36
Q

ik ben geboren in Parijs maar ik leef in spanje

A

je suis né(e) à Paris mais je vis en Espagne

37
Q

ik werk in Frankrijk maar ik kom uit Mechelen, in België

A

je travaille en France mais je viens de Malines en belgique

38
Q

ik kom uit Parijs maar ik studeer in Duitsland

A

je viens de Paris mais j’étudie en Allemagne

39
Q

ik woon in Antwerpen maar ik ga vaak naar de verenigde staten

A

j’habite à Anvers mais je vais souvent aux Etats-Unis

40
Q

mijn zoon woont in Brugge maar hij werkt in Brussel

A

mon fils habite à Bruges mail il travaille à Bruxelles

41
Q

ik ga naar Parijs in Frankrijk

A

je vais à Paris en France

42
Q

jij werkt in Brussel, in België

A

tu travailles à Bruxelles, en belgique

43
Q

hij vertrekt naar Rome, in Italië

A

il part à Rome, en Italië

44
Q

wij wonen in Engeland, in Londen

A

nous habitons en Angleterre, à londres

45
Q

ik ben geboren in Duitsland, in Berlijn

A

je suis né(e) en Allemagne, à Berlin

46
Q

jullie wonen in Mechelen, in België

A

vous habitez à malines, en belgique

47
Q

mijn collega’s gaan naar Amsterdam, in nederland

A

mon collégues vont à Amsterdam, aux Pays-Bas

48
Q

ik reis naar de verenigde staten, naar New York

A

je voyage aux Etats-Unis, à New York