unite 1 voc door elkaar Flashcards
je tegen elkaar zeggen
se tutoyer
een bijnaam
un surnom
regelmatig
reguliérement
hobby’s / vrijetijdsactiviteiten
les loisirs
een gebrek / tekortkoming
un défaut
een kwaliteit /goede eigenschap
une qualité
de toekomst
l’avenir
een land bezoeken
visiter un pays
reizen
voyager
een verhaal vertellen
rancoter un historie
studeren
étudier
op vakantie vertrekken met de trein
partir en vacance en train
naar school gaan met de fiets
alles à l’école à vélo
naar de dokter gaan
alles chez le médecin
vroeg opstaan
se lever tôt
te laat opstaan
se lever tard
boodschappen doen
faire des courses
ontbijten
faire le petit-déjeuner
lunchen
déjeuner
terugkomen
rentrer
uitgaan / vertrekken
sortir
slapen
dormir
gaan slapen / gaan liggen
se coucher
sporten
faire du sport
voetballen
faire du foot / jouer au foot
een appartement huren
louer un appartement
hangt er van af
ça depend
eerst
d’abord