U 29 Mettre Flashcards
1
Q
ik plaats
A
je mets
2
Q
jij zet
A
tu mets
3
Q
hij zet
A
il met
4
Q
wij zetten
A
nous mettons
5
Q
jullie zetten / leggen
A
vous mettez
6
Q
zij zetten / doen aan
A
ils mettent
7
Q
ik heb gelegd
A
j’ai mis
8
Q
jij hebt gelegd
A
tu as mis