U 23 Flashcards
1
Q
een (politie)agent
A
un agent ( de police)
2
Q
een directeur
A
un directeur
3
Q
een directrice
A
une directrice
4
Q
een dokter
A
un docteur
5
Q
een jaar (duur)
A
une année
6
Q
een maand
A
un mois
7
Q
de maand (mei)
A
le mois de (mai)
8
Q
een woord
A
un mot
9
Q
een miljoen (dvd’s)
A
un million de (DVD)
10
Q
een baan, weg
A
une route
11
Q
Parijs
A
Paris
12
Q
helpen
A
aider
13
Q
(pennen) nodig hebben
A
avoir besoin de (stylos)
14
Q
voorbijgaan, langskomen
A
passer
15
Q
nemen
A
prendre