U 24 Flashcards
1
Q
Een winkel
A
Un magasin
2
Q
Het is te ver
A
C’est trop loin
3
Q
Te veel (konijnen)
A
Trop de (lapins)
4
Q
Bravo!
A
Bravo!
5
Q
Kopen
A
Acheter
6
Q
Eten
A
Manger
7
Q
Vallen
A
Tomber
8
Q
Begrijpen
A
Comprendre
9
Q
Kunnen / mogen
A
Pouvoir
10
Q
Ik kan / ik mag
A
Je peux
11
Q
Bang zijn, schrik hebben
A
Avoir peur
12
Q
Bang zijn voor (die hond)
A
Avoir peur de (ce chien)
13
Q
Bang zijn om te (vallen)
A
Avoir peur de (tomber)
14
Q
Opletten, oppassen
A
Faire attention
15
Q
Een vrucht, stuk fruit
A
Un fruit