Topic 11 Flashcards

1
Q

Wat is temperament?

A

Een aangeboren manier om te reageren op nieuwe ervaringen, de basis van persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 verschillende soorten temperamenten?

A

Gemakkelijk, blij, makkelijk te troosten en met een groet eet- en slaappatroon
Traag opwarmend, moeite om aan te passen
Moeilijk, veel geagiteerd en moeilijk aan te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 schalen van temperament zijn er volgens Rothbart?

A

Surgency/Extraversie, hoe zelfverzekerd, positief in nieuwe situaties iemand is
Negatieve affectiviteit, of iemand veel en snel negatieve emoties heeft
Effortful Control, of iemand zelfcontrole heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kun je temperament meten?

A

Door emoties uit te lokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke twee soorten temperament komen uit de schalen van Rothbart?

A

Verlegenheid en exuberant/uitbundig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt het verlegen temperament in?

A

Dat iemand geremd is in nieuwe situaties, geen disciplineproblemen heeft. Meestal neemt verlegenheid later af. Ouders moeten een duwtje geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt het exuberant/uitbundige temperament in?

A

Dat iemand goed is in nieuwe situaties, hoger risico op gedragsproblemen heeft. Ouders moeten liefdevol en rustig reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er in de fase autonomie vs schaamte?

A

Het kind wil zelf dingen gaan doen en gaat grenzen overschrijden, “gedragsproblemen” zijn normaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe hangen de temperamenten samen met de Big Five persoonlijkheidstrekken?

A

Surgency met extraversie, negatief affect met neuroticisme, effortful control met conscientiousness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het volwassenheidsprincipe?

A

Als je ouder wordt wordt je emotioneel stabieler, vriendelijker en meer conscientieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontwikkelt zelfbesef?

A

Rond de 2 maanden snappen ze “ik”, na 6 maanden snappen ze dat andere mensen aparte wezens zijn, na anderhalf jaar herkennen ze zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe test je zelfbesef?

A

Een rode stip op een kinds gezicht zetten en dan het kind in de spiegel laten kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontwikkelt zelfbeeld?

A

Eerst is het erg fysiek, vanaf 8 jaar gaat het over psychische dingen en gaan ze sociaal vergelijken, in de adolescentie gaat het over abstractere dingen en zijn er meerdere “ikken” in verschillende sociale contexten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 4 statussen van identiteit kun je volgens Marcia hebben?

A

Identiteitsspreiding, moratorium, identiteitsverwerving en vroegtijdig afgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is identiteitsspreiding?

A

Wanneer je nog geen identiteitsvragen hebt gesteld en geen commitment hebt gemaakt met een bepaalde identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is moratorium?

A

Wanneer je wel identiteitsvragen hebt gesteld, maar nog geen besluit/commitment hebt gemaakt

17
Q

Wat is identiteitsverwerving?

A

Wanneer je identiteitsvragen hebt gesteld en een besluit hebt genomen

18
Q

Wat is vroegtijdig afsluiten?

A

Wanneer je geen identiteitsvragen hebt gesteld, maar wel een beslissing hebt genomen zonder er diep over na te denken

19
Q

Wat is de midlife crisis?

A

Een fase waarin je erachter komt dat je niet hebt bereikt wat je wilde bereiken in je leven

20
Q

Waarom is de midlife crisis een mythe?

A

Kenmerken van de midlife crisis kunnen ieder moment optreden, maar worden alleen bij ouderen een midlife crisis genoemd. Jongere personen met dezelfde kenmerken zouden niet zo genoemd worden

21
Q

Hoe kunnen ouderen een positief zelfbeeld behouden?

A

Door ideeën van hun ideale zelf, hun doelen en standaarden bij te stellen, door neerwaartse vergelijking en door negatieve stereotypen te vermijden

22
Q

Hoe werkt zelfbeeld bij jongeren?

A

Het hangt af van schoolprestaties, gedrag, sportprestaties, uiterlijk en populariteit. Als diegene faalt in het domein wat voor hen het belangrijkst is, heeft diegene een lager zelfbeeld ook al gaat de rest wel goed

23
Q

Wat gebeurt er met het zelfbeeld als je internaliseert?

A

Dan wordt het lager, krijg je learned helplesness en faal je omdat je niet eens meer probeert

24
Q

Wat gebeurt er met het zelfbeeld als je externaliseert?

A

Dan wordt het onrealistisch hoog, anderen zijn de schuld van jouw falen. Falen komt door te weinig zelfinzicht