Toekomstige en conditionele tijd Flashcards
overmorgen
the day after tomorrow
ik ga morgen op vakantie
i’m going on holiday tomorrow
we gaan volgend jaar trouwen
we’re getting married next year
als
if
als. … dan….
e. g. als jij de afwas doet, dan droog ik af
if. .. then…
e. g. if you do the dishes then I’ll dry them
ik zal het doen
I’ll do it (promise)
wat zal ze teleurgesteld zijn!
how disappointed she will be!
ik zal blij zijn als dit examen over is
I’ll be happy when this exam is over
ik zal je nooit vergeten
I’ll never forget you
we gaan verhuizen
we’re moving house
het gaat regenen
It’s going to rain
de film gaat beginnen
de film is about to start
hij zal het wel vergeten zijn
I’ll have forgotten it (probably)
zal ik je tas meenemen?
shall I bring your bag?
ik ga het doen
I’ll do it (definite)