Tijdsreeksanalyse Flashcards

1
Q

Tijdsreeksen

A

Voor kardinale gegevens. Meet de invloed van tijd (=onafhankelijke variabele, x) op de evolutie van de afhankelijke variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Trend

A

Evolutie op lange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Conjunctuur

A

Seizoensbeweging, regelmatige fluctuaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Foutterm

A

Fluctuaties op korte termijn die afwijken van de trend/conjunctuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gemiddelde groei

A

Maatstaf om groei bij een tijdsreeks te meten. Verschil eind- en beginwaarde gedeeld door aantal waarden van de hele periode ==> beginwaarde heeft grote invloed. Weergeeft absolute groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Groeivoet

A

Verschil eind- en beginwaarde gedeeld door de beginwaarde waardoor de invloed van die BW wordt afgezwakt. Weergeeft relatieve groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gemiddelde groeivoet

A

( (eindwaarde / beginwaarde) ^(1/jaar) ) -1

Gemiddelde groei ten opzichte van het vorige jaar. Om tijdreeksen te vergelijken. Voor vb. economische groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voortschrijdend gemiddelde

A

Soms zijn patronen niet duidelijk door te veel fouttermen, vb. temperatuur. VPG werkt fouttermen weg door een alternatieve waarde te berekenen op basis van een gecentreerd gemiddelde. Weergeeft relatieve evolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Index

A

Soms zijn data moeilijk te vergelijken door andere eenheden, grootordes (vb. broodprijzen vs. juweelprijzen) of periodes. ==> indices gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gewone index

A

Langere tijdsreeksen met meerdere munteenheden vergelijken, dus informatie nodig over relatieve verandering en snelheid van die verandering. Waarden vergeleken met de waarde van een standaard basisjaar. Weergeeft relatieve evolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Index number problem

A

Basisjaar of basiswaarde heeft een grote invloed op de tijdsreeks, dus voor het meest ‘normale’ jaar kiezen. Geen vertekeningen door vb. crisisjaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reële index

A

Inschatten of een waarde hoog of laag is. Door reële loon (loon ten opzichte van koopkracht) en reële prijs (hoeveel uren je moet werken om een bepaald goed te kopen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Periodiek gemiddelde

A

Alle waarden uit de tijdsreeks vervangen door het gemiddelde van een vaste periode. Opletten voor missing data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gewogen gemiddelde

A

Bepaald gewicht toegekend aan een bepaalde waarde uit de tijdsreeks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gecentreerd gemiddelde

A

Gebruikt om voortschrijdend gemiddelde te berekenen. Elke waarde wordt vervangen door het gemiddelde van een vooraf bepaalde waarneming.
Die worden bepaald via:
-vaste periodes van 5, 11 of 25 jaar
-via logische sequenties van vb. conjunctuurbewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly