Thema 9 Flashcards

1
Q

Blootstellingseffect

A

Hoe meer we worden blootgesteld aan een stimulus, hoe groter de sympathie ervoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

halo-effect

A

cognitieve bias waarbij wordt geloofd dat een persoon meerdere (ongerelateerde) positieve eigenschappen heeft als 1 positieve eigenschap wordt waargenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 verschillen misleidende online-profielen

A
  1. minder ‘ik’ en ‘mij’
  2. vaker ontkenningen
  3. minder woorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociale uitwisselingstheorie

A

De gevoelens die mensen over een relatie hebben zijn afhankelijk van:
1. Wat de relatie hen oplevert
2. Wat de relatie hen kost
3. perceptie van wat voor relatie zij verdienen en de kansen op een betere relatie met iemand anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vergelijkingsniveau

A

Je verwachtingen ten aanzien van de relatie in termen van kosten en baten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hersengebieden betrokken bij verliefdheid

A

Ventraal tegmentale gebied (VTA) en nucleus caudatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

investeringsmodel

A

Commitment aan een relatie hangt naast tevredenheid ook af van wat er geïnvesteerd is in de relatie (wat verloren gaat als de relatie wordt beëindigd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 factoren om te voorspellen of mensen in een relatie blijven

A
  1. tevredenheid
  2. mogelijke alternatieven
  3. investeringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gelijkheidstheorie

A

Idee dat mensen het gelukkigst zijn in een relatie wanneer de kosten en baten en de bijdragen van beide partijen ong gelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uitwisselingsrelaties

A

relaties waarin behoefte is aan gelijkheid (kosten en baten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

communale relaties

A

Relaties waarin mensen vooral willen inspringen op de behoeften van de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

4 stadia bij relatie-beëindiging

A
  1. intrapersoonlijk stadium (nadenken)
  2. diadische stadium (meedelen met partner)
  3. sociale stadium (meedelen omgeving)
  4. tweede intrapersoonlijk stadium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fatale aantrekkelijkheid

A

Als we eigenschappen van een partner eerst aantrekkelijk vonden maar later verafschuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly