Thema 5.2. en 6.1 Flashcards
Vijf sociale statusgroepen
- Populaire adolescenten. (15%) Veel geaccepteerd, weinig verworpen. Vaak grotere sociale competentie.
- Verworpen adolescenten. (5%) Vaak meer agressief en verstorend of sociaal teruggetrokken.
- Genegeerde adolescenten (7%). niet geaccepteerd, ook niet verworpen. Vaak rustig en verlegen, minder sociale vaardigheden maar ze respecteren de sociale regels.
- Controversiële adolescenten. (5%) Zowel veel geaccepteerd als verworpen. Vertonen relatief veel agressie, soms meer dan verworpen adolescenten maar zijn tegelijk sociaal en vergelijkbaar met populaire adolescent.
- Gemiddelde adolescenten (68%). Scoren niet hoog en niet laag op acceptatie en verwerping. Ze zijn meer zichtbaar of opvallend dan de genegeerde adolescent.
Gevolgen sociale verwerping
De gevolgen van sociale verwerping zijn afhankelijk van waar deze verwerping vandaan komt. Vanuit agressief gedrag of vanuit sociale teruggetrokkenheid. De eerste kan externaliserend gedrag tot gevolg hebben, de ander internaliserend.
Interpersoonlijke theorie van Sullivan (rol van ouders en vrienden)
In verschillende fasen van het leven ontstaan verschillende behoeften die eigen zijn aan die fase. Goede vriendschappen kunnen tegemoetkomen aan de wens tot intimiteit en kameraadschap en relatie met ouders kan tegemoetkomen aan de wens van zorg en gehechtheid.
Gehechtheidstheorie (rol van ouders en vrienden)
Competenties die ontwikkeld zijn in de ouder-kindrelatie zullen zich ook manifesteren in de latere relaties met vrienden. De vroegere ervaringen en percepties die kinderen hebben over relaties worden opgenomen in een intern werkmodel. Dit is bepalend voor de manier waarop kinderen later in hun leven sociale relaties aangaan.
Sociaal interactie model (coercive model)
Delinquentie wordt primair beïnvloed door zowel vrienden als ouders. Afstandelijk, inconsistent en negatief opvoedgedrag zal leiden tot antisociale houden en deviant gedrag bij kinderen. Andersom kunnen ouders die hun kinderen steunen en monitoren de keuze van vriendschappen helpen te sturen.
Risicofactoren om te pesten
- Agressiviteit en delinquent gedrag.
- Opgroeien in lastige en nalatige omgeving.
- Sociaal verworpen en minder populaire jongeren.
- Pesten is onderdeel van deviant gedragspatroon dat al ver voor de adolescentie herkenbaar is.
Risicofactoren om gepest te worden
Er is nog weinig onderzoek gedaan naar causaliteit. Jongeren die gepest worden kunnen sociale gedragsproblemen ontwikkelen, onzeker worden, niet assertief zijn, geïsoleerd raken en zich eenzaam voelen. Dit maakt ook dat je moeilijk uit de slachtofferpositie kom. Kan dit ook niet de eerste oorzaak van het pesten zijn geweest? Vaak hebben slachtoffers een moeilijke thuissituatie waardoor ze onvoldoende hebben geleerd om positieve relaties aan te gaan
Online vs offline pesten
Er is een overlap tussen traditioneel en cyberpesten. Vaak worden beide vormen van pesten ervaren en worden dezelfde rollen (pester, slachtoffer) aangenomen.
Internaliserende problematiek
Innerlijke onrust. Dit is niet altijd zichtbaar voor anderen waardoor ze onvoldoende worden herkend en adequaat worden behandeld. 5% (volgens jongeren) 6% (volgens ouders), 8% (als beide gecombineerd worden) v.d. adolescenten heeft last van een ernstige psychische stoornis.
Angststoornis
Ook wel abnormale angst. Als angsten blijven bestaan en het dagelijks leven negatief beïnvloeden. Angstklachten gaan gepaard met lichamelijke symptomen en cognitieve vertekeningen. Prevalentie 5,3%. Angststoornis is hardnekkig en er is vaak sprake van co-morbiditeit. 30 tot 40% van het ontstaan ligt genetisch. Gedragsinhibitie is een risicofactor. Effortful control (onderdrukken krachtige emotionele reactie) is beschermend. Overbescherming zorgt ervoor dat kinderen opgroeien met het idee dat de wereld gevaarlijk is en geeft geen mogelijkheid tot ontwikkel coping.
Co-morbiditeit
Samenvallen van twee stoornissen
Categoriale benadering van stoornissen
Stoornissen worden gezien als duidelijk begrensde afzonderlijke eenheden (categorieën). Bv de DSM-IV. Een voordeel is dat er is afgesproken wie wanneer welke diagnose krijgt en dit inzichtelijk maakt welke behandeling kan helpen. Een nadeel is dat het wel heel zwartwit is. Daarnaast is nog maar de vraag of deze stoornis ook bestaat als de oorzaak niet gevonden kan worden
Dimensionele benadering van stoornissen
De mogelijkheid om op een glijdende schaal (de dimensie) aan te geven in welke mate er sprake is van bepaalde probleemgedragingen. B.v. m.b.v. vragenlijsten. Deze benadering doet meer recht aan het verschil dat er bestaat in de ernst van problemen en dwingt niet tot een beschrijving binnen een enkele categorie
Netwerkmodel
Het netwerkmodel gaat uit van een beschrijving op het niveau van symptomen. Deze kunnen worden veroorzaakt door andere symptomen maar ook door externe factoren. Dat kunnen traumatische gebeurtenissen, maar bijvoorbeeld ook een genetische mutatie zijn
Paniekstoornis
Er zijn terugkerende onverwachte paniekaanvallen. Waarbij de aanvallen gevolgd worden door de één of beide kenmerken gedurende minimaal één maand
• Voortdurende ongerustheid over het krijgen van de volgende aanval.
• Een belangrijke gedragsverandering in samenhang met de aanvallen.
De aanvallen zijn niet het gevolg van direct fysiologische effecten van een middel of een lichamelijke aandoening. Ook zijn ze niet toe te schrijven aan een andere psychische stoornis. Komt vrijwel alleen voor bij oudere adolescenten.