Thema 5.1 Flashcards
Aanpassing van de hiërarchische structuur
Een van de sterkte veranderingen in de ouder-kind relatie is het aanpassen van de hiërarchische structuur. Er is meer behoefte aan autonomie. De verticale relatie veranderd steeds meer naar een horizontale relatie waarbij er sprake is van wederzijdse communicatie en het gezamenlijk maken van beslissingen.
Sociale domeintheorie
Ouders en kinderen stellen de onderlinge verwachtingen bij met het vorderen van de leeftijd. Sommige regels gaan over moreel gedrag, anderen over omgangsvormen en persoonlijke keuzes. De ongevaarlijke persoonlijke keuzes is het domein waar ouders als eerste het minste zeggenschap over krijgen. Ouders en kinderen denken in grote lijnen hetzelfde over de volgorde van kwesties waarover eigen beslissingen worden genomen. Er wordt verschillend gedacht over het tempo.
Conflicten tussen ouder en kind
Doordat oude omgangsvormen aangepast moeten worden ontstaat er een fase van chaos, van disbalans. Er wordt verschillende dingen uitgeprobeerd en er wordt vaak gewisseld van gedrag in interacties. De piek hierin is tussen de 12-15 jaar met een piek in de conflicten en een dip van ervaren steun door ouders met 16 jaar. De frequentie van conflicten neemt af maar de emotionele intensiteit ervan neemt toe. Conflicten gaan vaak over ogenschijnlijk kleine dingen maar onder die oppervlakte gaat het vaak om wat anders. Voor kinderen het recht op autonomie en zelfbeschikking en voor ouders fatsoen en veiligheid.
Monitoring
Het achterhalen wat er omgaat in het leven en in het hoofd van hun kind. Door vragen te stellen, informatie opeisen of verkrijgen door betrokkenheid en gezamenlijke activiteiten. Het kan ook passief zoals geïnformeerd worden door kinderen, door anderen of stiekem gesprekken op telefoon lezen (snooping).
Communicatie ouder en kind
Ouders hebben in deze tijd veel meer toegang tot hun kind via de ‘digitale navelstreng’. Deze historische verandering lijkt hoofdzakelijk positieve kanten te hebben in de relatie. Ouders lijken echter ook meer bezorgd te zijn. Overcontrole van ‘helikopter-ouders’ zou de ontiwkkeling van autonomie in de weg kunnen staan.
Passende rol van ouders bij monitoring
Monitoring door ouders werkt beter bij jongere adolescenten dan bij oudere. Minder restrictieve een minder privacy schendende manieren van monitoring hebben een positiever uitwerking. Cognities van het kind en het gezinsklimaat zijn medebepalend voor hoe adolescenten reageren op monitoring (geheimen v.s. open zijn).
Parental mediation
Het monitoren van (sociale) mediagebruik.
• Restrictief. Tijd beperken of verhinderen dat ze worden blootgesteld aan.
• Mediërend. Uitleg geven over inhoud en hun mening uiten.
• Co-viewing/co-use. Ouders consumeren media in bijzijn van kinderen maar er wordt geen uitleg over de inhoud gegeven.
Als het gaat om de gevolgen voor het kind lijkt een autonomie-ondersteunende vorm van actieve mediatie passend. Als het aankomt op problematisch mediagebruik zijn strenge regels effectiever.
Theoretisch model van Darling en Steinberg
Er zijn drie fundamentele aspecten van opvoeding.
• Het doel waarmee wordt opgevoed. Aanleren van bepaald gedrag of meer globaal b.v. zelfvertrouwen.
• De opvoedgedragingen waarmee ouders dit doel bereiken. Concrete handelingen.
• Opvoedstijl/emotioneel klimaat waarin deze socialisatie plaatsvindt. Houdingsaspecten die het gezinsklimaat bepalen.
Gevolgen opvoedstijlen
- Jongeren uit een autoritatief klimaat laten minder delinquent gedrag zien.
- Een stijl met weinig steun, veel kritiek en schendingen van privacy hangt samen met meer depressie en angst.
- Een opvoedstijl heeft geen directe invloed op het gedrag of welbevinden van het kind maar kan wel het effect van de opvoedgedragingen beïnvloeden.
Opvoedgedragingen en verschillende dimensies
- Ondersteuning. Gedrag dat liefde en zorg voor het kind uitdrukt en op fysiek en emotioneel welzijn van het kind is gericht, waardoor het kind zich begrepen en geaccepteerd voelt. Teveel en overdreven steun en complimenten kan leiden tot narcisme of kan het worden ervaren als privacy schending.
- Controle. Het bieden van voldoende structuur en sturing. Dit is onderverdeeld in psychologische controle (ouder probeert het kind als persoon te veranderen, het proces van autonomie ontwikkeling wordt verstoord) en gedragscontrole (ouder probeert het gedrag van het kind te reguleren)
- Autonomie ondersteunend. Het bevorderen van onafhankelijkheid op emotioneel, praktisch en cognitief vlak (SIT) en op het bevorderen van een sterk eigen kompas (ZDT).
broer-zus relaties
De relaties tussen broers en zussen is gelijkwaardig maar onvrijwillig. Interacties hebben zowel sterke positieve eigenschapen zoals warmte en intimiteit, als negatieve eigenschappen zoals conflicten en rivaliteit. Een goede band met je broer of zus hangt samen met minder internaliserende problemen (sterker als leeftijd dicht op elkaar zit). Negatieve invloeden zijn b.v. dat probleemgedrag van oudste overgaat op ander.
Dyadische relatie
Een relatie tussen twee mensen in een gezin. Dit is een apart subsysteem wat aanwezig is tussen beide ouders, tussen alle kinderen onderling en tussen de kinderen en ouders. Deze subsystemen zijn onderdeel van een groter gezinssysteem.
Kernprincipes van systeembenadering
- Elk subsysteem beïnvloedt de andere subsystemen.
- Een verandering in een individu of in een subsysteem leidt tot een periode van disbalans (desequilibrium), totdat het systeem is aangepast aan de verandering.
Niet-optelbaarheid
Het functioneren van een gezin is niet de optelsom van ontwikkeling in subsystemen. Verandert er één subsysteem, dan verandert alles. Alle gezinsleden moeten bij eventuele hulp betrokken worden.
Parentificatie
Adolescent die de rol van ouder opneemt en taken krijgt die niet passen bij de ontwikkelingsfase. Dit hangt samen met meer internaliserend en externaliserend probleemgedrag.