Thema 1.2 en 2.1 Flashcards

1
Q

Positive youth development

A

Bestudeerd wordt hoe jongeren, uitgaand van hun eigen kracht en mede door de steun van de omgeving, op een constructieve manier kunnen bijdragen tot de maatschappij waartoe ze behoren en probleemgedrag kunnen vermijden. Deze beweging wil in eerste plaats de talenten van jongeren tot ontwikkeling laten komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dynamische systeemtheorie en wat er ontwikkelt

A

Het hele systeem van ontwikkeling neemt een andere vorm aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dynamische systeemtheorie en nature/nurture

A

Beide zijn belangrijk. Adolescenten kunnen door vaardigheden hun ontwikkeling sturen maar dit doen ze samen met belangrijke mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dynamische systeemtheorie en stress en storm

A

Adolescentie wordt niet gekenmerkt door stress en storm. Het is een periode waarin jonge mensen in toenemende mate hun eigen ontwikkeling in handen kunnen nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Integratie theorieën door Erikson

A

De centrale ontwikkelingstaak is het tot stand brengen van een eigen identiteit. Deze identiteit is o.a. gebaseerd op vroegere onbewuste driften of interesse. Steun van omgeving is daarin belangrijk. Erikson gaat uit van vier dimensies.

  1. Biologische dimensie. Verwijst naar de driften (psychoanalyse)
  2. Sociale dimensie. Verwijst naar persoonlijke relaties (psychoanalyse)
  3. Cognitieve dimensie. Verwijst naar vermogen om na te denken (cognitief)
  4. Persoonlijke dimensie. Verwijst naar opgave om tot een persoonlijke integratie te komen van alle invloeden vanuit individu en omgeving. (voorloper context en systeem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lichamelijke veranderingen tijdens adolescentie

A
  • Veranderingen in hormonale systemen die lichamelijke veranderingen reguleren.
  • Versnelde groep van het lichaam.
  • Toename en andere verdeling van lichaamsvet en spieren.
  • Systemen van bloedsomloop en ademhaling ontwikkelen zich, toename van kracht en uithoudingsvermogen.
  • Rijping van primaire geslachtsorganen en secundaire seksuele kenmerken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hormonale regelsystemen

A

Lichamelijke veranderingen tijdens de adolescentie worden gereguleerd door drie verschillende regelsystemen, de neuro-endocriene assen. Signalen uit het centrale zenuwstelsel (CNS) leiden tot veranderingen in twee assen. De HPA en HPG-as.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Seculiere trend

A

Menarche en seksuele ontwikkeling van jongens treedt steeds eerder op. Waarschijnlijk door omgevingsfactoren zoals veranderingen in lichamelijke gezondheid, voeding en gebruik chemicaliën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Life history theory

A

Geeft een verklaring voor het feit dat jongeren die opgroeien in lage sociaaleconomische status eerder geslachtsrijp zijn. Volgens deze theorie zijn stress en conflicten een signaal voor een korte tijd om kinderen te kunnen krijgen (hoog sterfterisico) waardoor het lichaam zorgt voor snelle geslachtsrijpheid. Dit is een evolutionaire ontwikkelingspsychologische theorie. Dit speelde vooral in vroeger tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Status van lichamelijke ontwikkeling

A

Het niveau van de lichamelijke rijping en ontwikkeling van de jongere. Het gaat om een mix van lichamelijke en hormonale veranderingen die zowel invloed hebben op het lichaam als op emoties en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Timing van lichamelijke ontwikkeling

A

In hoeverre rijping en de lichamelijke ontwikkeling eerder op hetzelfde moment, of later plaatsvindt dan leeftijdsgenoten van zelfde sekse. Timing en gevolgen:
• Psychosociale problemen: vroegrijpe jongeren hebben een groter risico op inter- en externaliserende problemen. Meisjes: Meer suïcide en depressie, ook in volwassen leeftijd. Lager zelfbeeld en psychosomatische klachten. Jongens: meer angst en depressie.
• Lichaamsbeeld: vroegrijpe meisjes; vaker overgewicht, laag zelfbeeld, meer diëten. De culturele context is hierin van belang, dat verschilt. Jongens zijn vaak juist tevreden. Laatrijpe jongens onzeker, ook dit verschilt per cultuur.
• Middelengebruik: Vroege rijping hangt samen met eerder begin en meer roken en drinken. Ook verhoogde kans op experimenteren met drugs. Late rijping kan abstinentie voorspellen.
• Delinquentie en agressie: Vroegrijpe jongeren lijken risico te lopen bij betrokkenheid van externaliserende problemen, ook in volwassenheid.
• Schoolprestaties: vroegrijpe meisjes, mindere prestaties, jong moeder, slechte baan. Laatrijpe meisjes goede studie. Vroegrijpe jongens: succesvolle carrière.
• Seksuele activiteit: Vroegrijpe jongeren zijn eerder seksueel (onveilig) actief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tempo van lichamelijke ontwikkeling

A

De snelheid waarmee een adolescent door de stadia van rijping en ontwikkeling heengaat. Of dit problemen oplevert hangt af van de context en cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypothese van stressvolle verandering

A

Stelt dat veranderingen in de ontwikkeling meestal stress opleveren. Alle adolescenten zullen stress ervaren als hun lichaam veranderd. Deze stress is het grootst tijdens perioden met de grootse en snelste verandering. Er wordt gekeken naar de link tussen lichamelijke en neurogedragssystemische veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maturational gap

A

Dit kan ontstaan door een combinatie van affectieve en motivationele veranderingen met een trager verlopende ontwikkeling van controle en sturingsmechanismen. Oftewel: de adolescent voelt en wil van alles maar is nog niet in staat dit streven te sturen. Hierdoor kan gedrag onvoorspelbaar en riskant worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hypothese van hormooninvloeden

A

Deze theorieën hebben zowel te maken met status als timing. Hormonale veranderingen hebben invloed op neurologische veranderingen, toegenomen gevoeligheid voor stress en uiterlijke veranderingen. Deze drie hebben weer (direct of indirect) invloed op gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hypothese van afwijkende timing

A

Veranderingen die zich eerder of later voordoen dan gebruikelijk kunnen tot hoger niveau van stress leiden. Vroegrijpe jongeren hebben minder tijd gehad zich coping skills eigen te maken die nodig zijn om met veranderingen om te gaan

17
Q

Contextuele versterkingshypothese

A

Richt zich op het samenspel van processen van verandering op lichamelijk en sociaal gebied. Deviante peers kunnen gedrag vertonen die niet bij de leeftijd hoort. Ook harde opvoeding, achtergestelde gezinnen en buurten kunnen een groter risico op externaliserende problemen opleveren.

18
Q

Accentueringshypothese

A

Veeleisende transities in het leven, die gepaard gaan met nieuwigheid en onzekerheid vergroten bestaande verschillen tussen mensen uit. Dit soort gebeurtenissen werpt mensen terug op hun basiskarakter. In de adolescentie betekent dit dat probleemgedrag bij vroegrijpe jongeren alleen tot uiting komt als dit eerder ook al aanwezig was.

19
Q

Rijpingsdichtheidhypothese

A

Er is sprake van een verhoogde druk als de ontwikkeling in kortere tijd plaatsvindt. Een hoog tempo in lichamelijke veranderingen kan leiden tot snel bereiken van biologische en sociale mijlpalen. Hierdoor komt er veel druk op de adolescent te staan.

20
Q

Tannerstadia

A

5 stadia van lichamelijke ontwikkeling in de puberteit. De onderverdeling in stadia is gebaseerd op zichtbare externe primaire en secundaire geslachtskenmerken zoals de grootte van de borsten, genitalia en het ontwikkelen van lichaamsbeharing.

21
Q

HPA -as

A

Hypothalamus (in de hersenen), hypofyse (onderkant hersenen) en de bijnieren (bovenkant nieren) werken samen. Rijping van de HPA-as wordt adrenarche genoemd en begint tussen 6-8 jaar bij meisjes en jaar later bij jongens. De hypothalamus geeft CRH af. CRH zorgt voor afgifte van ACTH door hypofyse. ACTH activeert de bijnier om DHEA en androstenedione aan te maken. Dit zorgt uiteindelijk voor haargroei in oksels en schaamstreek, veranderingen van huid en ontwikkeling spierweefsel.

22
Q

HPG -as

A

Hypothalamus, hypofyse en de gonaden (eierstokken en testikels) werken samen. Rijping van deze as wordt gonadarche genoemd. Hypothalamus geeft GnRH af, hypofyse geeft LH en FSH af. Deze zorgen voor veranderingen in geslachtsklieren en aanmaak testosteron en oestrogeen. Primaire seksuele organen en secundaire seksuele karakteristieken worden ontwikkeld. Adolescent raakt geslachtsrijp en menarche en spermarche vindt plaats.

23
Q

Groei-as

A

Toename van hormonen als gevolg van activiteit van HPA en HPG leidt tot toename van groeihormoon (GH). Groei gaat schoksgewijs.

24
Q

Adolescentie als paradox

A

De adolescentie is een periode waarin de executieve functies tot ontwikkeling komen. Tegelijkertijd is dit een periode van risico’s door het nemen van risico’s en experimenteren. Dit staat in schril contrast met de ontwikkeling van executieve functies waarbij je zou verwachten dat adolescenten risico’s beter kunnen inschatten. Je kan deze paradox te verklaren door te kijken naar het dual processing model. De corticale hersengebieden ontwikkelen zich trager dan de subcorticale gebieden.

25
Q

Ontwikkeling in structuur en organisatie van de hersenen

A

Gebieden in de frontale en pariëtale cortex laten tot het einde van de adolescentie een afname in hoeveelheid grijze stof zien. De grijze stof geeft informatie over de dichtheid van neuronen en het aantal connecties tussen neuronen. Deze volgt in ontwikkeling een omgekeerd U-patroon. Witte stof neemt tot het einde van de adolescentie toe. Witte stof zorgt voor een snelle overdracht van signalen.

26
Q

Hormonale verandering en hersenontwikkeling

A

Onderzoek toont aan dat er een positief verband is tussen de hoeveelheid LH en het volume van de witte stof in verschillende delen van de hersenen. De puberteit blijkt dus een sturende rol te hebben in de hersenontwikkeling.

27
Q

Hersenontwikkeling en (risicovol) gedrag

A

Gedurende de adolescentie zijn er verschillen in hoe jongeren de prefrontale cortex aanroepen voor gestuurd en doelgericht gedrag. Er wordt vaak meer activiteit in andere delen van de hersenen gezien, waardoor inhibitie (het kunnen remmen van ongewenst gedrag) moeizamer verloopt. Ook het ventrale striatum (pleziergebied) reageert sterker op beloningen en dit is nog sterker bij experimenterend gedrag. En hoe meer testosteron hoe meer activiteit in het ventrale striatum wat leidt tot een toename in beloningsgevoeligheid en drang tot het nemen van risico’s.

28
Q

Diffuus patroon v.s. gespecialiseerd patroon van ontwikkeling

A

Diffuus patroon: adolescenten gebruiken hersenengebieden die op dat moment niet relevant zijn voor de bepaalde taak.
Gespecialiseerd patroon: Gefocuste hersengebruik. Dat gebied wat nodig is voor de taak die uitgevoerd wordt.

29
Q

Hersenontwikkeling en emoties en gezichten

A

De fusiform face area is het gebied in de hersenen waar gezichten worden verwerkt. Dit ontwikkelt zich al op jonge leeftijd en is in de adolescentiefase net zo actief als bij volwassenen. Het verschil zit hem in hoe emoties van gezichten worden verwerkt. Hiervoor moet de fusiform face area samenwerking met de amygdala of het striatum. Deze emotionele hersengebieden reageren sterker op emoties op gezichten in de adolescentietijd.

30
Q

Hersenontwikkeling en sociale interacties

A

Sociale interacties doen een beroep op meerdere hersengebieden. De gebieden die te maken hebben met de theory of mind ontwikkelen zich in verschillend tempo. Gevoelens van afwijzing en acceptatie zijn basisemoties die op alle leeftijden wordt ervaren. Het vormen van vriendschappen en relaties is een belangrijke uitdaging die verschillende fasen doorloopt.