Thema 4.2 Flashcards
Reflecte appraisals model
Mensen baseren hun zelfwaardering op meningen en percepties van anderen. Deze zijn domeinspecifiek. Een negatieve sociale beoordeling op school laat een jongere een negatieve sociale zelfwaardering hebben.
Ontwikkeling van zelfpresentaties
In de kindertijd zijn zelfrepresentaties zeer concreet en direct observeerbaar (ik kan goed voetballen). In de late kindertijd wordt dit abstracter (ik ben slim). In de adolescentie wordt dit nog abstracter door een
weergave van innerlijke doelen en waarden.
Ontwikkeling van zelfconcept
Het zelfconcept wordt steeds realistischer. In de kindertijd is dit geïdealiseerd. Kinderen zijn nog niet in staat sociale vergelijkingen te maken. Door ontwikkeling van cognitieve functies als
perspectiefinname krijgen jongeren meer informatie waarop ze hun zelfconcept kunnen baseren.
Ontwikkeling van zelfwaardering
Zelfwaardering ontwikkelt zich niet bij iedereen op dezelfde manier. Verschillende factoren spelen hierin een rol.
• Een verlaging van zelfwaardering kan verklaard worden door de ontwikkeling van zelfconcept.
• Persoonlijkheidsfactoren zoals emotionele stabiliteit, extraversie en consciëntieusheid hebben een positieve relatie met zelfwaardering.
• (timing) van de puberteit en daaraan gerelateerde lichamelijke ontwikkeling.
Persoon-context effecten op zelfconcept en zelfwaardering
- Onderwijs: er is een positieve relatie tussen zelfwaardering en prestaties op school. Dit gaat twee kanten op. Het wisselen van school geeft veel veranderingen wat kwetsbaar maakt en verlaging van zelfwaardering, vooral bij meisjes
- Gezin en leeftijdsgenoten: een autoritatieve opvoedstijl leidt tot een positiever zelfconcept en zelfwaardering. Dit hangt samen met inductieve discipline (uitleg geven waarom onacceptabel gedrag niet kan). Een positieve relatie met ouders zorgt ook voor betere relatie met leeftijdsgenoten. Ouder accepteert jongere → beter zelfconcept →meer tevreden over relatie met leeftijdsgenoten. De kwaliteit van de relatie met leeftijdsgenoten bepaald de beïnvloeding van zelfwaardering.
- Sekse: De ontwikkeling van zelfwaardering verloopt stabieler bij jongens dan bij meisjes.
- Cultuur: Een hogere opleiding en beroep van ouders staat in verband met hogere zelfwaardering. Adolescenten uit afrikaans-Amerikaanse achtergrond hebben hogere zelfwaardering. Individualistische cultuur heeft ook hogere zelfwaardering
- Maatschappelijke veranderingen: internetgebruik hangt samen met eenzaamheid, depressie en zelfwaardering. Sociale media lijken samen te hangen met meer zelfwaardering. Ander gebruik van internet met minder positieve zelfwaardering.
Ego-ontwikkeling theorie van Loevinger
Het ego omvat een aantal kwaliteiten, die samen voor een sociaal referentiekader zorgen waarmee iemand zichzelf, anderen en de relaties met anderen ziet. B.v. de stijl van interactie met anderen. De ontwikkeling van het ego doorloopt een vaste volgorde van negen stadia. Hoe snel mensen een stadia doorlopen en op welke leeftijd hangt af van genetische factoren en gezinsinteracties.
- Presociale en symbiotisch stadium. De baby hecht zich sterk aan moeder, er is nog geen onderscheid tussen zelf en moeder.
- Impulsieve stadium. Combinatie van impulsiviteit en afhankelijkheid van anderen.
- Zelfbeschermende stadium. Bang betrapt te worden, leggen schuld elders neer.
- Conformistische stadium. Bezig met hoe ze overkomen. Sociaal geaccepteerd willen worden.
- Zelfbewuste stadium. Meer belangrijk wat ze zelf belangrijk vinden.
- Verantwoordelijke stadium. Voortbouwend op vorige, laten respect voor autonomie zien.
- Individualistische stadium. Meer inzicht in verschillende rollen die men inneemt.
- Autonome stadium. Respect voor behoefte van autonomie van anderen. Laten een te sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor zichzelf en anderen zien.
- Geïntegreerde stadium. Verschillen worden niet alleen getolereerd maar ook gewaardeerd. Niet iedereen komt op dit stadium.
Problematische normatieve identiteitsontwikkeling
- Tijdelijke terugval (regressieve ontwikkeling): een adolescent gaat van een meer volwassen stadium terug naar een minder volwassen stadium van identiteit (bijvoorbeeld ten gevolge van een trauma).
- In de vroege volwassenheid heeft nog niet iedereen de volwassen identiteit bereikt (bijvoorbeeld vanwege familieomstandigheden).
Persoon-context effecten op identiteitsontwikkeling
- Onderwijs. Domeinspecifieke identiteit staat in verband met prestaties op school.
- Gezin en leeftijdgenoten. Ouders kunnen exploratie en bindingen ondersteunen. Een hechte relatie met ouders geeft een gezonde identiteitsontwikkeling.
- Sekse. Marcia maakt onderscheid tussen sekse. Domeinspecifiek is er verschil in identiteitsontwikkeling tussen mannen en vrouwen. Globaal weinig verschil.
- Cultuur. Armoede kan leiden tot stress en stigma wat kan leiden tot minder exploratie. Betrokkenheid bij een gemeenschap hangt samen met verhoging van achievement status. Religeuze betrokkenheid gaat samen met een verhoging van foreclosure status.
- Maatschappelijke veranderingen. Een goed ontwikkelde identiteit is belangrijk om goed te kunnen functioneren in de maatschappij.
Genderidentiteit
Wat je bent op basis van gevoel.
Genderfluïditeit
Genderidentiteit wordt beschouwd als fluïde concept. Er wordt gedacht in een continuüm, het gaat de traditionele hokjes voorbij.
Online vs offline identiteitsontwikkeling
Online heb je meer controle over wat je over jezelf presenteert (filters). Als je constant probeert te voldoen aan de verwachtingen van anderen, kan dit een risico betekenen op een niet-authentieke identiteitsontwikkeling. Er is online ook meer contact met onbekenden die minder belang hebben bij het positief stimuleren in identiteitsontwikkeling.
Autonomie vanuit de separatie-individuatie theorie
Autonomie wordt vanuit de SIT vaak gedefinieerd als onafhankelijkheid of separatie. Het verwijst naar de toenemende afstand tussen adolescent en ouders en het feit dat jongere meer zelfstandig beslissingen gaat nemen. De relatie tussen ouders en adolescenten wordt gekenmerkt door een ‘normal conflictual condition’ die aanleiding geeft tot een stelselmatig doorknippen van de band met ouders. Dit separatieproces wordt op gang gebracht door seksuele rijping waarbij het driftleven zich gaat richten op relaties met leeftijdsgenoten.
Wat als separatieproces niet zo goed verloopt?
Sommige adolescenten ervaren een leegte tussen oude en nieuwe bindingen. Deze leegte kan voor emotionele problemen (b.v. depressie) zorgen. Anderen zullen de leegte opvullen door zich bijna slaafs te onderwerpen aan bepaalde ideologieën en weer anderen zullen het eerdere ideaalbeeld van hun ouders nu compleet omdraaien en zich afkeren tegen hun ouders. Dit kan externaliserende gedragsproblemen tot gevolg hebben.
Individuatie
Het loskomen van ouders en meer op eigen benen gaan staan. Wanneer dit geslaagd is zullen adolescenten een meer toegenomen gedragsmatige onafhankelijkheid ervaren. Ze kunnen beter zelfstandig beslissingen nemen. Dit betekent niet dat de banden op alle vlakken verbroken worden. Adviezen van ouders blijven zinvol.
Autonomie vanuit de ZDT
Autonomie wordt vanuit de ZDT gedefinieerd als vrijwillig functioneren, de neiging om beslissingen te nemen op basis van authentieke persoonlijke waarden en interesses met een gevoel van eigen keuze en vrije wil.