Thema 5: Emotieregulatie Flashcards

1
Q

Aan de hand van welke kenmerken beschrijven Gross & Thompson (2007) emoties?

A

-Treden op wanneer individu aandacht geeft aan situatie en deze relevant acht voor eigen doelstellingen
-Veelzijdig en omvatten onderling verweven veranderingen in subjectieve ervaring, gedrag en centrale en perifere processen (whole-body response)
-Samenhangende veranderingen niet imperatief: in concurrentie met andere mogelijke responsen en kunnen gemoduleerd worden (emotieregulatie)
(afbeelding!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Via welke 2 geïntegreerde kernprocessen organiseren emoties reacties op gepercipieerde situaties?

A

-Appraisal: evaluatie, psychologische radar, inschatting belang eigen welzijn
-Gereedheid tot actie: zo reageren dat welzijn behouden/hersteld wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke manier zijn emoties adaptief?

A

-Maken snelle detectie dreiging mogelijk
-Zorgen dat we klaar zijn om snel te reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is emotieregulatie?

A

Modulatie emotie, waarbij als doel intensiteit, valentie en/of temporele dynamiek emoties te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van emotieregulatie?

A

-Kan extern of intern
-Indeling kan gebeuren obv specifieke fase van het emotiegeneratieproces waarop ze ingrijpen
-Kunnen adaptief of maladaptief zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is externe of interpersoonlijke emotieregulatie?

A

Reguleren iemand anders’ emoties (bv ouder voor kind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is interne of intrapersoonlijke emotieregulatie?

A

Reguleren eigen emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke manier kun je emotieregulatiestrategieën indelen volgens de specifieke fase in het emotiegeneratieproces waarop ze ingrijpen?

A

-Selectie van actie
-Modificatie van situatie
-Inzet van aandacht
-Cognitieve verandering
-Responsmodulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is selectie van actie als emotieregulatiestrategie?

A

Actie ondernemen zodat meer kans in situatie terechtkomen waarvan verwacht aanleiding te geven tot bepaalde (wenselijke of onwenselijke) emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is modificatie van situatie als emotieregulatiestrategie?

A

Externe situatie aanpassen zodat emotionele impact verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is inzet van aandacht als emotieregulatiestrategie?

A

-Binnen gegeven situatie aandacht op dusdanige wijze richten dat emotionele respons beïnvloedt wordt
-Interne vorm van situatieselectie: distractie en concentratie/ruminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is cognitieve verandering als emotieregulatiestrategie?

A

-Appraisal veranderen om emotionele impact te veranderen
-Op andere manier denken over situatie
-Op andere manier denken over eigen capaciteiten om situatie aan te kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is responsmodulatie als emotieregulatiestrategie?

A

-Fysiologische, experiëntieële of gedragsmatige respons zo direct mogelijk beïnvloeden
-Bv: medicatie, alcoholgebruik, relaxatieoefeningen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn doorgaans adaptieve emotieregulatiestrategieën?

A

Negatieve samenhang met psychopathologie
-Probleemgericht handelen
-Afleiding
-Positieve stemming oproepen
-Accepteren
-Vergeten
-Cognitieve probleemoplossing
-Herevaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn doorgaans maladaptieve emotieregulatiestrategieën?

A

Positieve samenhang met psychopathologie
-Opgeven
-Agressie
-Terugtrekken
-Zelfdevaluatie
-Rumineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de responsstijltheorie van Nolen-Hoeksema?

A

-Individuen verschillen van elkaar in reacties op verdriet: responsstijlen tav negatief affect
-3 soorten responsstijlen
-Alle responsstijlen voorspellers van depressie, maar ruminatie sterkst

17
Q

Uit welke 3 responsstijlen bestaat de responsstijltheorie van Nolen-Hoeksema?

A

-Distractie
-Probleemoplossing
-Ruminatie

18
Q

Wat is ruminatie?

A

-Aandacht op repetitieve en passieve manier focussen op negatieve gevoelens en op mogelijke oorzaken en gevolgen ervan
-Interactie met stress, vooral bij meisjes
-Recentelijk opgedeeld in subtypes

19
Q

In welke subtypes wordt ruminatie opgedeeld?

A

-Broeden
-Reflectie

20
Q

Wat is broeden?

A

-Subtype van ruminatie
-Passieve vergelijking met niet-bereikte standaard
-Voorspelt depressieve symptomen

21
Q

Wat is reflectie?

A

-Subtype van ruminatie
-Doelgericht aandacht op zelf richten met oog op cognitieve probleemoplossing
-Voorspelt GEEN depressieve symptomen

22
Q

Welke extensies zijn er van de responsstijltheorie van Nolen-Hoeksema?

A

-Depressief: niet enkel meer negatieve emoties, maar ook minder positieve: verwachting dat reactie op positieve emoties ook rol speelt
-Responsstijltheorie sterk gericht op voorspellen depressieve symptomen vanuit repetitief negatief denken over verdrietige gevoelens
-Piekeren
-Recent onderzoek naar ruminatie over boze gevoelens in relatie tot agressief gedrag

23
Q

Welke reacties op positieve emoties lijken ook een rol te spelen in depressies?

A

-Dempen
-Focussen, uitvergroten, positieve ruminatie

24
Q

Wat is dempen als reactie op positieve emoties?

A

-Voorspelt meer depressieve gevoelens
-Bv: als ik blij ben is dat te mooi om waar te zijn

25
Q

Wat is positieve ruminatie als reactie op positieve emoties?

A

-Focussen, uitvergroten
-Voorspelt minder depressieve gevoelens
-Bv: als ik blij ben sta ik stil bij hoe goed ik me voel

26
Q

Wat is piekeren?

A

-Vorm van repetitief denken
-Lijkt specifiek voorspellend voor angst (ruminatie voor depressie)
-Vergelijkbaar proces, verschillende inhoudelijke focus

27
Q

Welke factoren spelen een rol in emotieregulatie en responsstijlen?

A

-Genetische aanleg in dynamiek en omgeving
-Temperament/persoonlijkheid (enkel bij meisjes evidentie)
-Stress en trauma
-Relationele ervaringen (gezins- en peercontext)

28
Q

Welke besluiten kan je maken over emotieregulatie?

A

-Emoties en emotieregulatie: voorspellers van welbevinden/psychopathologie
-Adaptieve en maladaptieve strategieën tav diverse soorten emoties
-Transdiagnostische en specifieke kenmerken
-Geworteld in persoonskenmerken en omgevingsfactoren