Thema 4: Informatieverwerking Flashcards

1
Q

Wat is het sociale-informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

-Verwerking info vindt plaats via reeks cognitieve stappen
-Uitkomsten stappenproces: gedrag/reactie
-Informatieverwerkingsproces: cyclisch en er kunnen stappen vooruit en achteruit gebeuren
(afbeeldingen!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke stappen bestaat het sociale informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

-Stap 1: Encoderen
-Stap 2: Interpreteren
-Stap 3: Doelen stellen
-Stap 4: Responsgeneratie en -repertoire
-Stap 5: Responsevaluatie en -selectie
-Stap 6: Uitvoering gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat de 1e stap van het sociale-informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

Encoderen
-Op elk moment komen veel stimuli op ons af
-Informatieverwerkingssysteem beperkt, dus selectie moet gebeuren
-Aandacht richten op sommige stimuli, ten nadele van anderen
-Emotiecomponenten (later toegevoegd): affectieve cues van peers, emotieherkenning, empathische responsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat de 2e stap van het sociale-informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

Interpreteren
-Stimuli die in eerste stap aandacht kregen, moeten geïnterpreteerd worden
-Interpretatie van betekenis, mogelijke reden, intentie, waarschijnlijke uikomst, etc.
-Emotiecomponenten (later toegevoegd): affectieve aard van relatie met peer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat de 3e stap van het sociale-informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

Doelen stellen
-Na interpretatie geëncodeerde info: doelen gesteld
-Emoties komen naar boven, gelinkt aan al dan niet bedreigd of mogelijk gemaakt worden van doelen (fysiologisch, subjectief ervaren)
-Emotiecomponenten (later toegevoegd): affectieve aard van relatie met peer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de 4e stap van het sociale-informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

Responsgeneratie- en repertoire
-Doelen en emoties: mogelijke responsen gegenereerd
-Oproepen gedragssequensen uit langetermijngeheugen
-Dominante responsen verschillen per individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat de 5e stap van het sociale-informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

Responsevaluatie en -selectie
-Mogelijke responsen geëvalueerd en respons gekozen
-Bij sterke emoties: vaak dominante respons
-Soms dominante respons geïnhibeerd en andere respons uit alternatieve gekozen
-Keuze kan vanuit verschillende overwegingen gebeuren
-Emotiecomponenten (later toegevoegd): affectieve aard van relatie met peer, empatische responsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat de 6e en laatste stap van het sociale-informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

Uitvoering gedrag
-Gekozen respons uitgevoerd
-Vanuit omgeving op gereageerd: kan nieuw proces in gang zetten
-Emotiecomponenten (later toegevoegd): emotieproductie, toon-regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke opmerkingen kun je maken over het sociale-informatieverwerkingsmodel van Crick & Dodge?

A

-Beperkingen/tekortkomingen in 1 stap proces kunnen invloed hebben op andere stappen en tot onaangepaste reacties leiden
-Individuen verschillen van elkaar mbt stappen waarin tekortkomingen voorkomen
-Tekortkomingen in verschillende stappen kunnen voorspellend zijn voor onaangepast gedrag
-Oorspronkelijk model sterk cognitief georiënteerd en geeft relatief weinig aandacht aan emoties
–>Vandaar aanvulling model met in elke stap vermelding van emotiecomponenten
-Veel onderzoek gestimuleerd over externaliserend probleemgedrag
-Breder bruikbaar en vertekeningen bestudeerd in relatie tot brede waaier aan problematieken
-Recent nog specifieke toepassing op sociale angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor problemen zijn er mogelijk in de encoderingsfase?

A

-1e fase informatieverwerking
-Internaliserende problemen: angstige en depressieve jongeren
-Externaliserende problemen: jongeren met gedragsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij internaliserende problemen in de encoderingsfase bij angstige jongeren?

A

-Neiging aandacht te richten op signalen van gevaar, over hoofd zien van signalen van veiligheid
-Encoderen algemeen minder prikkels alvorens tot interpretatie over te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij internaliserende problemen in de encoderingsfase bij depressieve jongeren?

A

Vertonen aandachtsbias naar negatieve (vooral verdrietige) prikkels en verminderde aandacht voor neutrale of positieve prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij externaliserende problemen in de encoderingsfase bij jongeren met gedragsproblemen?

A

-Geven niet minder aandacht aan sociaal relevante cues dan zonder gedragsproblemen
-Herinneren zich nadien vooral vijandige prikkels: en nemen vooral die mee in verdere stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor problemen zijn er mogelijk in de interpretatiefase?

A

-2e fase informatieverwerking
-Inernaliserende problemen: angstige en depressieve jongeren
-Externaliserende problemen: jongeren met gedragsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij internaliserende problemen in de interpretatiefase bij angstige jongeren?

A

-Neiging ambigue situaties te interpreteren als bedreigend, aan anderen bedreigende intenties toe te schrijven en waarschijnlijkheid negatieve gebeurtenissen/uitkomsten te overschatten
-Angstgerelateerde interpretatiebias tot op zekere hoogte inhoudsspecifiek, treedt sterk op tav prikkels gerelateerd aan bron van angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij internaliserende problemen in de interpretatiefase bij depressieve jongeren?

A

Interpretatiebias tav negatieve info en neiging negatieve gebeurtenissen intern te attribueren, en positieve gebeurtenissen extern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij externaliserende problemen in de interpretatiefase bij jongeren met gedragsproblemen?

A

-Geneigd gedrag anderen overmatig te interpreteren als vijandig en gevoelens anderen overmatig te interpreteren als weinig empathisch
-Vooral wanneer persoonlijk uitgedaagd voelen of als er al (om andere reden) frustratie was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor problemen zijn er mogelijk in de doelen-stellenfase?

A

-3e fase informatieverwerking
-Internaliserende problemen: angstige jongeren
-Externaliserende problemen: agressieve jongeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij internaliserende problemen in de doelen-stellenfase bij angstige jongeren?

A

-Door verhoogd encoderen bedreigende prikkels en neiging tot bedreigende interpretaties fight-or-flight reactie geactiveerd, met bijhorende fysiologische arousal
-Doelen gericht op reduceren fysiologische arousal en vermijden angstbron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij externaliserende problemen in de doelen-stellenfase bij agressieve jongeren?

A

-Benadrukken doelen gericht op straffen leeftijdsgenoten omwille van vermeende slechte gedrag
-Vaker egocentrische en instrumentele doelen en minder vaak sociale/coöperatieve doelen
-Zowel sterke reacties als vlak affect voorkomend: gelinkt aanwezigheid psychopathologische kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat voor problemen zijn er mogelijk in de responsgeneratie- en -repertoirefase?

A

-4e fase van informatieverwerking
-Internaliserende problemen: sociaal angstige kinderen
-Externaliserende problemen: jongeren met externaliserende problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij internaliserende problemen in de responsgeneratie en -repertoirefase bij sociaal angstige jongeren?

A

Genereren minder probleemoplossende responsmogelijkheden en meer vermijdende responsmogelijkheden

23
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij externaliserende problemen in de responsgeneratie en -repertoirefase bij jongeren met externaliserende problemen?

A

-Vaker agressie als dominante respons
-Genereren doorgaans minder alternatieve en gegenereerde alternatieven meer agressie
-Genereren minder emotieregulerende responsen
-Meer geneigd emoties te ventileren

24
Q

Wat voor problemen zijn er mogelijk in de responsevaluatie en -selectiefase?

A

-5e fase van informatieverwerking
-Internaliserende problemen: sociaal angstige kinderen
-Externaliserende problemen: jongeren met gedragsproblemen

25
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij internaliserende problemen in de responsevaluatie en -selectiefase bij sociaal angstige kinderen?

A

-Kiezen minder assertieve responsen, want denken daar niet toe in staat te zijn
-Kiezen meer vermijdende responsen: kunnen emotiegerichte en instrumentele doelen realiseren: arousal verlagen en negatieve evaluatie ontlopen

26
Q

Welke vertekeningen zijn er mogelijk bij externaliserende problemen in de responsevaluatie en -selectiefase bij jongeren met gedragsproblemen?

A

-Wegen niet vaak alternatieven tegenover elkaar af, maar reageren direct
-Verwachten, als afweging, minder heil van prosociale responsen dan peers
-Verwachten even vaak als andere kinderen negatieve gevolgen van agressieve responsen, maar voelen meer bekwaam tot agressieve responsen
-Kiezen vaker agressieve responsen en minder vaak prosociale responsen
-Verwachten soms positieve emoties als gevolg van agressief gedrag
-Beschouwen agressief gedrag als moreel acceptabeler

27
Q

Wat zijn cognitieve schema’s?

A

-Filteren binnenkomende info
-Vullen interpretaties in als situationele cues onduidelijk zijn
-Voorzien scripts over hoe men zich kan gedragen en met welke mogelijke gevolgen
-Vereenvoudigen interacties met omgeving (sneller oordelen), maar kunnen fout zijn

28
Q

Welke pioniers zijn er voor de rol van cognitieve schema’s?

A

-Bartlett
-Piaget

29
Q

Wat voor pionier van de rol van cognitieve schema’s was Bartlett?

A

-Geheugenonderzoeker
-Sommige herinneringen inaccuraat: onvertrouwde info vervangen door eerder verworven kennis
-Mensen beschikken over generische kennis in vorm van onbewuste mentale structuren: schema’s
-Voorgaande kennis beïnvloedt verwerking nieuwe info

30
Q

Wat voor pionier van de rol van cognitieve schema’s was Piaget?

A

Schema’s: georganiseerde manieren om betekenis te geven aan ervaringen
-Opgebouwd en aangepast in directe interactie met omgeving: accommodatie
-Gebruikt om omgeving te interpreteren: assimilatie

31
Q

Welke theorieën zijn er over cognitieve schema’s bij internaliserende problemen?

A

-Abrahamson: hopeloosheidstheorie
-Beck: cognitieve theorie
-Young

32
Q

Wat is de hopeloosheidstheorie van Abrahamson over cognitieve schema’s?

A

-Bij confrontatie met negatieve life events: causale attributie voorspellend voor risico op depressie
-Attributies situeren zich op 3 dimensies
-Negatieve attributiestijl: intern, stabiel, globaal
-Onderzoek

33
Q

Op welke 3 dimensies situeren attributies zich volgens de hopeloosheidstheorie?

A

-Intern-extern
-Stabiel-veranderlijk
-Globaal-specifiek

34
Q

Wat zijn bevindingen uit onderzoeken in verband met de hopeloosheidstheorie

A

-Volwassenen: negatieve attributiestijl stabiel over tijd en voorspelt depressieve symptomen
-Jongeren: negatieve attributiestijl consolideert en krijgt trekkenkenmerk vanaf adolescentie
–>Vanaf dan fungeert deze als kwetsbaarheidsfactor in interactie met stress

35
Q

Wat is de cognitieve theorie van Beck over cognitieve schema’s?

A

-Hoe iemand op situatie reageert sterker bepaald door perceptie situatie, dan door situatie zelf
-Depressie: tendens tot automatisch oncontroleerbare gedachten over zichzelf, wereld en toekomst
–>Geworteld in negatieve schema’s
-Later verfijnd en gelinkt aan specifieke negatieve schema’s aan 2 verschillende persoonlijkheidsstijlen: sociotropie en autonomie

36
Q

Welke schema’s zijn gelinkt aan sociotropie volgens de cognitieve theorie?

A

-Schema’s met focus op intimiteit, relaties, aanvaarding door anderen
-Verhoogt kwetsbaarheid bij verwerping, verlies of ontgoocheling

37
Q

Welke schema’s zijn gelinkt aan autonomie volgens de cognitieve theorie?

A

-Schema’s met focus op prestatie, onafhankelijkheid, controle
-Verhoogt kwetsbaarheid bij faalervaringen of wanneer onmogelijk eigen keuzes te maken

38
Q

Welke theorie had Young over cognitieve schema’s?

A

-Werkte schematheorie verder uit door brede schema’s in 5 domeinen te onderscheiden
-Maladaptieve schema’s interageren met stress in voorspelling depressie: komt overeen met diathese-stressmodel
-Associatie tussen maladaptieve schema’s en depressie gemedieerd door stress: komt overeen met stressgeneratiemodel

39
Q

In welke 5 domeinen deelde Young brede schema’s in?

A

-Disconnection en rejection
-Impaired autonomy en performance
-Impaired limits
-Other directedness
-Over-vigilance en inhibition

40
Q

Wat zijn kenmerken van het domein disconnection en rejection van Young?

A

-Abusive, traumatic childhoods
-Unstable family life
-Rejection and humiliation
-Feel different and lacking in some way
-Long periods of insecurity and inconsistent parenting

41
Q

Met welke schema’s wordt het domein disconnection en rejection geassocieerd volgens Young?

A

-Mistrust/abuse
-Abandonment/instability
-Emotional deprivation
-Defectiveness/shame
-Social isolation/alienation

42
Q

Wat zijn kenmerken van het domein impaired autonomy en performance van Young?

A

-Often overprotected and controlled as children, or neglected and ignored, left alone with no interest shown in their lives
-Continually undermined and made to feel incompetent, or encouraged to be dependent on others

43
Q

Met welke schema’s wordt het domein impaired autonomy en performance geassocieerd volgens Young?

A

-Dependence/incompetence
-Vulnerability to harm
-Enmeshment
-Failure

44
Q

Wat zijn kenmerken van het domein impaired limits van Young?

A

-Internal sense of control not developed
-Difficulty respecting rights of others
-Families very un-boundaried
-Children did not have rules

45
Q

Met welke schema’s wordt het domein impaired limits geassocieerd volgens Young?

A

-Entitlement
-Insufficient
-Self control/self discipline

46
Q

Wat zijn kenmerken van het domein other directedness van Young?

A

-Experienced conditional love
-Families overly concerned with appearances
-Parents focused on own needs

47
Q

Met welke schema’s wordt het domein other directedness geassocieerd volgens Young?

A

-Subjugation
-Self-sacrifice
-Approval seeking/recognition seeking

48
Q

Wat zijn kenmerken van het domein over-vigilance en inhibition van Young?

A

-Strict parental control to gain compliance
-Ever watchful, waiting for bad things to happen
-Frightened of severe punishments for expression of feelings

49
Q

Met welke schema’s wordt het domein over-vigilance and inhibition geassocieerd volgens Young?

A

-Negativity/pessimism
-Emotional inhibition
-Unrelenting standards/hypercriticalness
-Punitiveness

50
Q

Welke recente bevindingen zijn er geweest over cognitieve schema’s?

A

-Beck’s cognitieve model breder toegepast dan in domein depressie
-Assumptie: psychopathologie ontstaat wanneer specifieke stimuli latente cognitieve schema’s activeren die tot vertekende informatieverwerking leiden
-Bij verschillende soorten problematieken zijn processen gelijkaardig, maar verschillen uitlokkende stimuli en inhoud schema’s

51
Q

Welke relaties zijn er van cognitieve schema’s bij externaliserende problemen?

A

-Diverse soorten schema’s in verband gebracht met agressief gedrag
-Schema’s mbt omgeving: die geweld rechtvaardigen, ervan uitgaan dat anderen erop uit zijn je te kwetsen, etc.
-Schema’s mbt zichzelf: vaak geen negatief sociaal zelfbeeld, ondanks veel negatieve sociale interacties
–>Vaak overschatting eigen sociale competentie: mogelijks door toeschrijving sociale problemen aan gedrag anderen of als vorm van coping met vele sociale problemen
-Onderzoek: positieve zelfbeeld van kinderen met gedragsproblemen vaak minder adaptief
–>Onstabiel, fragiel
–>Narcistisch
–>Snel bedreigd bij negatieve feedback door peers

52
Q

Welke factoren spelen een rol in de ontwikkeling van (maladaptieve) cognitieve schema’s?

A

-Genetische aanleg in dynamiek met omgeving
-Temperament/persoonlijkheid
-Stress en trauma
-Relationele ervaringen (gezins- en peercontext)
-Ontwikkeling maladaptieve schema’s expliciet in verband gebracht met ontwikkeling gehechtheid

53
Q

Welke besluiten kun je maken over informatieverwerking?

A

-Informatieverwerking verloopt in reeks van stappen
-In elke stap vertekeningen mogelijk, mee oiv cognitieve schema’s
-Specifieke vertekeningen en schema’s gerelateerd aan specifieke vormen van psychopathologie
-Recente herziening model, met grotere integratie van cognitieve en emotionele processen