Thema 4 H10 Flashcards

1
Q

Wat is Psychogene pijn?

A

Pijn waarvoor geen medische oorzaak gevonden kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is organische pijn?

A

Pijn die duidelijk gelinkt is aan druk of schade van weefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend ‘Somatic symptom disorder’?

A

Als mensen langdurige pijn ervaren in de vorm van grote zorgen voor een fysiek gezondheidsprobleem. Er kan geen oorzaak gevonden worden voor de symptomen, maar dit wil niet zeggen dat de pijn er niet is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 soorten chronische pijn zijn er?

A
  1. Chronic-recurrent pain: goedaardige oorzaak, herhaalde en intense episoden van pijn gevolgd door periodes zonder pijn.
  2. Chronic-intractable-benign pain: ongemak dat voortdurend aanwezig is in variërende mate van intensiteit, niet kwaadaardig.
  3. Chronic-progressive pain: continue ongemak door een kwaadaardige aandoening en wordt steeds erger.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Chronic-recurrent pain?

A

Pijn met goedaardige oorzaak, herhaalde en intense episoden van pijn gevolgd door periodes zonder pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Chronic-intractable-benign pain?

A

Ongemak dat voortdurend aanwezig is in variërende mate van intensiteit, niet kwaadaardig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Chronic-progressive pain?

A

Continue ongemak door een kwaadaardige aandoening en wordt steeds erger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe heten de afferente zenuwuiteinden die reageren op pijn?

A

Nociceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door welke 2 afferente perifere weefsels kunnen pijnsignalen vervoerd worden? En hoe werken ze?

A
  1. A-delta vezels: bedekt met myeline, voor scherpe, stekende, lokaliseerbare en duidelijke pijnsensaties.
  2. C-vezels: zonder myeline, dus impulsen worden trager verstuurd. Voor doffe, jeukende en brandende pijnsensaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is referred pain?

A

Orgaanpijn die vaak op een andere locatie aangevoeld wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is Neuropathic pain?

A

Schade aan perifere zenuwen. Pijn kan blijven bestaan of zelfs toenemen ondanks dat schade al verdwenen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Neuralgie pijn?

A

Episodes van stekende pijn doorheen een zenuwbaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Causalgia pijn?

A

Spontane, onvoorspelbare episodes van ernstig brandende pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zegt de Specificity theory over pijn?

A

Dat het lichaam een afzonderlijk sensorisch systeem heeft voor het voelen van pijn. Theorie klopt niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zegt de Pattern theory over pijn?

A

Dat er geen specifiek systeem is voor pijn. Pijnreceptoren worden gedeeld met zintuigen die functioneren bij bijv. aanraking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt de pijntheorie: ‘gate-control theory of pain’?

A

Er in het ruggenmerg (in de grijze stof) een neurale poort aanwezig zijn die geopend of gesloten kan worden en daarmee pijnsignalen regelt voordat ze de hersenen bereiken. Als pijnsignalen door het poortmechanisme zijn gelaten, activeren ze transmissiecellen die de impulsen naar de hersenen verzenden.

16
Q

Welke factoren beïnvloeden het openen en sluiten van de neurale poort volgens de ‘gate-control theory of pain’? (3 punten)

A
  1. De hoeveelheid aan activiteit in de pijnvezels.
  2. De hoeveelheid activiteit in andere perifere vezels.
  3. Door berichten uit de hersenen: impulsen die verzonden worden vanuit neuronen in de hersenstam en cortex hebben efferente wegen naar het ruggenmerg en zo kan de neurale poort openen of sluiten.
17
Q

Wat houdt ‘stress-induced pain reduction’ in?

A

Dat de neurale poort kort sluit na een stressvolle gebeurtenis. Dus dat er even geen/weinig pijn wordt ervaren.

18
Q

Wat doe ‘stimulation-produced analgesia’?

A

Door stimulatie van de hersenstam wordt er een ongevoeligheid voor pijn veroorzaakt.

19
Q

Wat is ‘substance P’?

A

Een neurotransmitter die uitgescheiden wordt door pijnvezels en de synaps naar de transmissie cellen oversteekt.

20
Q

Benoem de 4 ‘Pain behaviors’ (karakteristieke wijzen waarop iemand reageert op pijn).

A
  1. Gezichts- of auditieve expressie
  2. Verstoorde lichaamshouding
  3. Negatief affect (irritatie)
  4. Vermijden van activiteit
21
Q

Welke 2 coping strategieën gebruiken volwassenen en kinderen met chronische pijn?

A

Covert (kalm in zichzelf praten, aandacht afleiden) of overt (rusten, relaxatie, medicatie innemen).

22
Q

Benoem de 3 algemene dimensies van pijn volgens de pijn vragenlijst van Melzack.

A
  1. Affectief (emotioneel-motivationeel); angst, bang, angstaanjagend.
  2. Zintuiglijk (soort pijn); heet, brandend, broeiend, verzengend.
  3. Evaluatief (hoe de pijn is); ondragelijk, vervelend.
23
Q

Wat is de McGill pain Questionnaire en wat is het nadeel hiervan?

A

Instrument voor pijnbepaling, gebaseerd op de woord categorieën van de pijn vragenlijst van Melzack. Er moeten woorden gekozen worden met wat het beste overeenstemt met de pijn dat iemand voelt. Nadeel is dat grondige kennis van de Engelse taal is vereist.

24
Q

Wat is de Pain Behavior scale?

A

Een meetinstrument voor observaties van pijn. Een verpleegkundige meet bijv. de mobiliteit en medicijngebruik.

25
Q

Wat doet de Pediatric pain questionnaire en noem hier een voorbeeld van.

A

Het beoordeeld pijn en de psychosociale effecten. Voorbeeld is het bijhouden van een pijndagboek.