Thema 4 - Groepen Begeleiden Flashcards
Welke groepen hebben invloed op individu?
- Gezin/vervangende opvoedingssituatie
- Maatschappij
- Kinderdagverblijf, BSO, jeugdzorginstelling of club
Beschrijf de groep gezin/vervangende opvoedingssituatie
Eerste groep waar je toebehoort voor de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling. De groep staat tussen maatschappij en individu
Beschrijf de groep maatschappij
Grootste groep die er is. Heeft invloed op de kleinere groepen
Beschrijf de groep kinderdagverblijf, BSO, jeugdzorginstelling of club
Belangrijke schakel tussen maatschappij en individu. Je draagt normen en waarden van de maatschappij over op individuen. Oefenwerkplaatsen voor de sociale ontwikkeling van kinderen. Ze leren van elkaar. Ze oefenen met verschillende groepsrollen, verantwoordelijkheid nemen en met incasseren van verlies
In groepen oefenen ze met: (3)
- verschillende groepsrollen
- verantwoordelijkheid nemen
- incasseren van verlies
Hoe is de groepsbeleving bij jonge kinderen, oudere kinderen en jongeren?
Jonge kinderen: nog niet bewust van hoe ze in een groep gekomen zijn
Oudere kinderen: gevoel over de groep waar ze in geplaatst zijn kunnen ze benoemen
Jongeren: gevoel erbij horen is belangrijk, ze moeten zich kunnen identificeren met de groep, een groep heeft een spiegelende rol (door het gedrag van de groep te vergelijken met zichzelf kan een jongere zichzelf beter leren kennen)
Wat is de spiegelende rol in een groep?
Door het gedrag van de groep te vergelijken met zichzelf kan een kind/jongere zichzelf beter leren kennen
Hoe is de groepsbeleving vanaf 7 jaar?
Zelf duidelijke keuzes maken, ze bepalen bij wie ze passen en met wie ze samen willen zijn (subgroepen: dezelfde interesses)
Wat is een vaste basis geroepen bij de kinderopvang?
Dit zijn de stamgroepen of basisgroepen
Wat is de wenperiode in een groep?
Het spannende begin in een (nieuwe) groep
Wat biedt een warme en positieve groep?
Een gevoel van veiligheid en verbondenheid. Daar hebben kinderen van nature behoefte aan
Waar zorgt voorspelbaarheid voor?
Voor veiligheid. Denk aan een ritueel, grenzen die je aangeeft, structuur en duidelijkheid (interactievaardigheid)
Hoe stimuleer je een positief pedagogisch klimaat?
Door kinderen en jongeren de mogelijkheid te geven om zichzelf te zijn. Daarbij is het jouw taak om grenzen te stellen. Deze ruimte geef je door de autonomie van een kind te respecteren
Hoe ga je om met een paar kinderen welke gedragsproblemen in de groep hebben?
Dat betekent dat jij onderzoekt wat het beste evenwicht in de groep is. Vaak staan er doelen in een begeleidingsplan over samenwerken in de groep en weerbaarheid. Een van jouw taken is om de ervaringen die kinderen en jongeren met elkaar hebben zo positief mogelijk te laten zijn
Hoe komt het dat de verbondenheid met elkaar per dag verschilt in de BSO?
Welke kinderen er zijn en een kind dat veel vrienden heeft in de groep verbindt verschillende subgroepen met elkaar
Noem 5 punten voor een goede samenstelling van een groep
- Niet te groot (voldoende persoonlijk contact)
- Een stabiele en evenwichtige samenstelling
- Niet te veel wisselingen in je groep (vaker dezelfde vriendjes)
- Combinatie van verschillende type kinderen (actief vs rustig, sociaal vs op zichzelf, jongens vs meisjes)
- Door subgroepen te maken, kun je zorgen voor een evenwichtige groep
Vanaf welke fase hebben kinderen een eigen vriendschaps- en relatiestijl?
De peutertijd. Die wordt op de basisschool nog duidelijker
Hoe wordt de vriendschaps-en relatiestijl op de basisschool duidelijker?
- betrokken: vrij op anderen afstappen en betrokken bij anderen, liggen goed in de groep
- moeite met de groep: verlegen, passief of vermijdende groep
- onhandige kinderen: druk, impulsief of agressief
Noem de 6 fasen van de groepsfasen
- Voorfase
- Oriëntatiefase
- Machtsfase
- Affectiefase
- Autonome groep
- Afsluitingsfase
Omschrijf de voorfase
Contact momenten zijn belangrijk, omdat het bepalend is voor hoe iemand de groep binnenkomt
Omschrijf de oriëntatiefase
Voelbare spanning door wenperiode.
Wat is de eindfase van de oriëntatiefase?
Een voorloper klimaat van vertrouwen en acceptatie. Structureren en grenzen stellen en sensitieve responsiviteit zorgt voor veiligheid in de groep.
Omschrijf de machtsfase
De belangrijkste posities in de groep worden bepaald.
Omschrijf de affectiefase
Klimaat van vertrouwen en acceptatie. Dragen bij aan groepssfeer en laat zichzelf zien.
Welke 2 subgroepen kennen wij bij de affectiefase?
- Nabijheid: groep die veel samen wil doen
2. Afstand: groep die liever meer ruimte heeft en niet altijd met de hele groep samen iets wil doen
Omschrijf autonome groep
De groep werkt vanzelf.
Omschrijf de afsluitingsfase
Losmaken van de groep door middel van een afscheidsritueel
Omschrijf een positieve sfeer in de groep
Jij en de kinderen voelen zich veilig en ontspannen. Hechte groep en veel positieve relaties tussen kinderen onderling, grote groepscohesie. Ruimte om jezelf te zijn en initiatieven te nemen. Plaats voor verschillende karakters: grapjes, gezagsdrager, initiatiefnemer, behulpzame kind, volgers en buitenbeentjes. Vriendelijk voor elkaar, letten op elkaar en laten iemand mee spelen. Accepteren veel van elkaar. Lossen een conflict goed op. Humor, enthousiasme en grapjes. Je bent betrokken bij de groep. Weinig probleemgedrag. De gewoonten, regels en rituelen zijn duidelijk.
Wat is de meerwaarde van een positieve groep?
Het inleven in een ander ontwikkelt zich sneller
Omschrijf een negatieve groep
Onderlinge interacties hebben vooral een negatieve toon. Je ziet kinderen snel boos op elkaar reageren of zijn gespannen als ze samen zijn. Weinig kinderen hebben het gevoel dat ze zichzelf kunnen zijn. Het recht van de sterkste en het ‘ieder voor zich‘-gevoel. Afzonderen in kleine groepjes en proberen samen hun eigen veiligheid te creëren.
Wat is de meerwaarde van een negatieve groep
Negatief, kinderen met verdriet te lopen de kans om alleen gelaten te worden of afgewezen te worden, terwijl ze al verdrietig zijn
Omschrijf neutraal (los-zand-groep)
Een groep zonder een uitgebreid netwerk en onderlinge contacten. Geen echte positieve of negatieve sfeer. Er is geen groepscohesie. Kinderen spelen vooral in hun eigen subgroepen en weinig daarbuiten. De groep als geheel heeft weinig met elkaar. De contacten wisselen en zijn oppervlakkig. Jij speelt zelf een rol in de groep, waardoor kinderen snel contact zoeken met jou in plaats van anderen.
Welke samenhang en sfeer in de groep kennen wij?
Positief, negatief, neutraal (losse-zand-groep)
Wat bepaalt de sfeer in een groep?
De ongeschreven groepsnormen bepalen de sfeer, daar kun je invloed op uitoefenen in de eerste fase. Ze hebben meer invloed dan de regels
Wat leren kinderen van positief sociaal gedrag? (8)
- Nemen positieve emoties van elkaar over
- Doen ervaring op met verschillende rollen
- Hebben sociale contacten met veel verschillende kinderen, van wie ze ook weer veel leren (vriendschap)
- Oefenen met verschillende sociale vaardigheden, als op de beurt wachten, excuses maken en opletten
- Stimuleer cognitieve ontwikkeling: samen nieuwe dingen onderzoeken
- Stimuleert motorische ontwikkeling: samen rennen en bewegen
- Creatieve ontwikkeling: samen knutselen of verhalen bedenken
- Taalontwikkeling: veel gesprekken stimuleert praten
Welke rollen zijn er in een positieve groep? (5)
- Gezagsdrager: heeft natuurlijk gezag
- Sociaal werker: neemt initiatief om de sfeer goed te houden
- Organisator: verdeelt taken bij samenwerken
- Volger: third trouw uit wat er gezegd wordt
- Joker/clown: relativeert en maakt grap op het juiste moment
Noem de 5 positieve groepsnormen
- Groepsverantwoordelijkheid
- Onderling respect
- Samenwerken
- Beslissen door overeenstemmen
- Problemen en conflicten oplossen
Wat leren kinderen van het sociale gedrag in een negatieve groep? (4)
- Nemen ruzieachtige toon van andere kinderen makkelijk over
- Conflicten worden nooit opgelost
- Schreeuwen naar elkaar of gebruiken fysiek geweld
- Buitensluiten van kinderen
Welke 4 rollen in een negatieve groep ken je?
- Leider/dictator: heeft geen respect voor anderen en verzameld medestanders
- Intrigant: probeert anderen tegen elkaar uit te spelen, schruift schuld op anderen, is niet bang voor dictator
- Volgers/meeloper: stelt zich onderdanig op, doet alles wat dictator en intrigant vragen
- Enkele buitengesloten kinderen/zondebok: krijgt schuld van allerlei zaken, krijgt frustraties van anderen over zich heen