Thema 2 - Opvoeden en Begeleiden Flashcards

1
Q

Noem 2 handelingen van opvoeden?

A

Socialiseren en de voorbeeldfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is socialiseren?

A

Leren wat belangrijk en goed wordt gevonden, ook wel de normen en waarden overdragen genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 2 elementen van opvoeden?

A

Aanpassen en invloed uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat bedoelen we met aanpassen in de opvoeding?

A

Wij bedoelen daarmee dat wij ons aanpassen aan temperamentvolle kinderen. In dat geval is het nodig om je als volwassene zelf aan het kind aan te passen. Probeer een band op te bouwen, waardoor je samen kunt werken met het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op wat voor manier kunnen wij bij het opvoeden invloed uitoefenen? (4)

A

Door onze voorbeeldfunctie, welke gedragingen wel/niet, hoe je je sociaal dient op te stellen en hoe jij je boosheid uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het doel van opvoeden?

A

Dat een kind kan uitgroeien tot een zelfstandige volwassene die mee kan doen in de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee kanten zitten aan opvoeden?

A

Aan de ene kant ben je aan het leiden, door structureren en sturen
Aan de andere kant geef je kinderen de ruimte door te steunen en te stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen begeleiden en opvoeden?

A

Bij begeleiden ben je bezig met verzorgen, opvoeden en de ontwikkeling stimuleren (brede paraplu)
Opvoeden doe je in de situaties waarin je het gedrag van een kind wil sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe komt een organisatie aan een visie?

A

En visie van een organisatie kan zo gegroeid zijn of ze hebben voor een bepaalde manier van werken gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat staat er in het pedagogisch beleid van een organisatie?

A

Hoe er gewerkt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 4 opvoedingsstijlen kennen wij?

A
  1. Autoritair
  2. Toegeeflijk/permissief
  3. Democratisch
  4. Verwaarlozend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 4 kenmerken van een autoritaire opvoedingsstijl

A
  1. Opvoeder stelt hoge eisen aan het kind
  2. Veel regels
  3. Opvoeder is de baas en kind moet gehoorzamen, anders straf
  4. Regels worden niet uitgelegd en geen ruimte voor discussie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de gevolgen van een autoritaire opvoedingsstijl?

A

De relatie tussen jou en het kind is niet gelijkwaardig. De volwassenen is de baas en er is weinig vertrouwen in het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 2 voordelen van een autoritaire opvoedingsstijl?

A
  1. Het kind weet precies wat opvoeder van hem verwacht

2. De opvoeder bepaalt wat er gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 4 nadelen van een autoritaire opvoedingsstijl?

A
  1. Kind kan angstig en volgzaam worden, of juist opstandig en agressief
  2. Kind heeft weinig zelfvertrouwen en weinig zelfstandigheid
  3. Het kind leert niet om zelf te beredeneren waarom hij iets wil en kan moeilijk beslissingen voor zichzelf nemen
  4. Het kan veel strijd voor oorzaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 4 kenmerken van een toegeeflijke/permissieve opvoedingsstijl

A
  1. Er is veel aandacht voor de wensen en behoeften van het kind
  2. Het kind krijg bijna altijd zijn zin
  3. De opvoeder is afwachtend, geeft geen richting en stelt geen/weinig eisen
  4. De opvoeder is meegaand en soepel en geeft het kind veel vrijheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de 3 gevolgen van een toegeeflijke/permissieve opvoedingsstijl?

A
  1. Er ontstaat een gelijkwaardige relatie
  2. Het kind staat soms wel boven jou
  3. Er is een heel groot vertrouwen in het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het voordeel van de toegeeflijke/permissieve opvoedingsstijl?

A

Er zijn weinig conflicten, want de kinderen beslissen grotendeels zelf wat ze doen en hoe ze zich gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de 6 nadelen van een toegeeflijke/permissieve opvoedingsstijl?

A
  1. Het kind leert geen grenzen kennen
  2. Het kind krijgt weinig feedback
  3. Het kind wordt gemakzuchtig
  4. Het kind leert niet om rekening te houden met anderen
  5. Het kind leert niet met emoties om te gaan
  6. Het kind leert geen zelfbeheersing en kan daardoor impulsief en agressief worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem 4 kenmerken van een democratische opvoedingsstijl ook wel onderhandelingshuishouding genoemd

A
  1. Opvoeders stellen regels en hebben oog voor de wensen en behoeften van het kind
  2. Opvoeders geven leiding met liefde, houden rekening met de ontwikkeling en overleggen
  3. Regels worden onderbouwd met argumenten
  4. Kind wordt gesteund en aangemoedigd, begrepen en geholpen bij het oplossen van problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de 2 gevolgen van een democratische opvoedingsstijl?

A
  1. Er is een warme en redelijke gelijkwaardige relatie tussen jou en kind
  2. Er is een groot vertrouwen in het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem de 4 voordelen van een democratisch opvoedingsstijl

A
  1. Het stimuleert het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van het kind
  2. Er is respect voor het kind als persoon en ontwikkeling wordt gevolgd
  3. Het kind heeft een positief zelfbeeld, kan verantwoordelijkheid dragen, zijn zelfstandig en sociaal
  4. Ze kunnen op een goede manier met emoties omgaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem de 4 nadelen van een democratisch opvoedingsstijl

A
  1. Kost het meeste tijd en energie
  2. Kind zal niet zomaar gehoorzamen, maar wil wel argumenten horen, kost tijd en geduld
  3. Het kind kan te vrij en te mondig worden
  4. Opvoeders blijven praten in plaats van grenzen stellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de 4 kenmerken van een verwaarlozende opvoedingsstijl?

A
  1. Opvoeders stellen weinig regels en grenzen
  2. Opvoeders bieden weinig geborgenheid, steun, veiligheid en betrokkenheid
  3. Het kind wordt aan zijn lot overgelaten, mag het allemaal zelf uitzoeken
  4. De opvoeder is niet betrokken bij het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het gevolg van een verwaarlozende opvoedingsstijl?

A

Er is geen relatie tussen kind en volwassene, ook wel kindermishandeling genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke 2 voordelen zitten er aan verwaarlozende opvoedingsstijl?

A
  1. Het is makkelijk om weinig of geen aandacht aan het kind te besteden
  2. Opvoeder heeft alle tijd voor zichzelf of werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de 3 nadelen van een verwaarlozende opvoedingsstijlen?

A
  1. Het kind leert niet wat verstandig is, of eerlijk
  2. Er is een risico op verkeerde vriendjes
  3. Het kind voelt zich eenzaam, in de steek gelaten en niet geliefd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe kun je de ontwikkeling stimuleren als de opvoeder zichzelf als de baas ziet?

A
  • zij bepalen wat kinderen moeten leren
  • zij bepalen wat is ze goed en slecht moeten vinden
  • volwassenen weten beter wat goed is voor een kind
  • een kind ontwikkelt zich van onzelfstandig en afhankelijk naar zelfstandig en onafhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe kun je de ontwikkeling stimuleren als je als opvoeder ondersteuning biedt bij signalering van behoeften, wensen en problemen?

A
  • het kind is op de wereld als competent individu
  • het kind gaat uit zichzelf bezig
  • als het kind er de behoefte aan heeft, wordt het door een volwassene geholpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe kun je de opvoeding stimuleren als je als opvoeder het kind vrij laat?

A
  • kinderen stippelen hun eigen pad uit
  • kinderen zijn verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling
  • de opvoeder laat het kind ontdekken en kijkt zelf toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Noem 8 kenmerken wanneer pedagogen de nadruk op socialiseren leggen

A
  1. Leren hoe het hoort
  2. Moeten luisteren
  3. Moeten aanpassen aan de volwassene
  4. Worden voorbereid op de toekomst
  5. Uitleggen allerlei zaken werken
  6. Netjes leren eten
  7. Volwassene bedenkt wat kinderen moeten leren
  8. Waarom-vraag geldt regelmatig: “omdat de volwassene het zegt “
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de 8 kenmerken bwanneer de nadruk ligt op het voor het zorgen voor het kind volgens pedagogen?

A
  1. Kinderen bepalen eigen ontwikkeling (zelfbepaling)
  2. Zo min mogelijk opvoeden, maar meer zorgen
  3. Kinderen moeten zichzelf leren kennen
  4. Kinderen doen op een prettige manier ervaring op
  5. Kinderen moeten gewaarschuwd worden als er gevaar dreigt
  6. Kinderen leren vanzelf hoe zij prettig kunnen eten door te observeren
  7. Kinderen onderzoeken de wereld van nature, hoef je niet veel aan toe te voegen
  8. Bij een waarom-vraag wordt altijd vanzelf duidelijk waarom iets niet mag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Noem 2 pedagogen uit de 18e eeuw

A

Jean-Jeques Rousseau

Friedrich Fröbel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Noem 5 pedagogen uit de 19e eeuw

A
Rudolf Steiner
Lev Vygotsky
Maria Montessori
Janusz Korczak
Celeste Freinet
35
Q

Noem 4 pedagogen uit de 20e eeuw

A

Emmi Pikler
Thomas Gordon
Loris Malaguzzi (Reggio-Emiliabenadering)
Aletha Tolter

36
Q

Noem 5 bekende pedagogen

A
Rudolf Steiner
Maria Montessori
Janusz Korczak
Emmi Pikler
Thomas Gordon
37
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Jean-Jeques Rousseau?

A

De ideale manier van opvoeden vindt plaats ver van het stadsleven waarbij kinderen in verbondenheid met de natuur zijn. Kinderen hebben vrijheid nodig om zich te kunnen ontplooien, zonder dwang of straf

38
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Friedrich Fröbel?

A

Hij richtte de eerste kleuterschool op voor kinderen onder de zes jaar, Kindergarten. Hij richtte zich op een plezierige leeromgeving, waarbij kinderen activiteiten zelf konden verzinnen en op de lichamelijke beweging

39
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Rudolf Steiner?

A

Introduceerde een nieuwe levensvisie/filosofie, namelijk de antroposofie. De oprichter van de vrije school. Onderwijs met hoofd, hart en handen. Er is een duidelijk dagritme, het spelen met natuurlijke materialen en het ontwikkelen van alle zintuigen. Niet te snel de verstandelijke/cognitieve ontwikkeling stimuleren. Geen gebruik van vaste lesmethodes. Ruimte voor vrij spel, zodat kinderen hun fantasie kunnen ontwikkelen

40
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Lev Vygotsky?

A

De sociale omgeving heeft invloed op het leren van het kind. De begeleiding van een kind is het meest effectief als het plaatsvindt in de zone van naaste ontwikkeling.

41
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Maria Montessori?

A

“Help mij het zelf te doen. “ Een inspirerende omgeving met de juiste materialen. Eigen leermaterialen gericht op de zintuigen als het gaat om kleur, geluid en voren. Oefenen met dagelijkse handelingen. Uitgedaagd om zelfstandig te werken in eigen tempo.

42
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Janusz Korczak?

A

Kinderen zijn volwaardige mensen die initiatief kunnen nemen en verantwoordelijkheid kunnen dragen. Geef kinderen de ruimte om hun problemen zelf op te lossen. Gelijkwaardige relatie tussen volwassenen en een kind. Schrijf kinderen niet voor wat ze moeten doen, dit werkt storend gedrag in de hand.

43
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Celeste Freinet?

A

Kindercentrum op school is en leef- en werkgemeenschap. Kind mag voor groot deel kiezen wat hij op een dag doet. Ze spelen en houden zich bezig met de dagelijkse organisatie van het centrum of de school.

44
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Emmi Pikler?

A

Zij werkt met gescheiden ruimtes voor jonge kinderen, voornamelijk baby’s. Ruimte om te spelen en ruimte om te verzorgen. Neem alle tijd voor verzorgingsmomenten, als communicatie. Speelgoed bestaat uit huishoudelijke materialen.

45
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Thomas Gordon?

A

Actief luisteren, de ik-boodschap gebruiken en op een respectvolle manier inspelen op de behoeften van een kind. Zo luisteren dat kinderen zich begrepen voelen, zo praten dat kinderen je ook begrijpen, zo conflicten oplossen dat niemand verliest en zo afspraken maken dat iedereen zich eraan houdt.

46
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Loris Malaguzzi (Reggio-Emiliabenadering)

A

Er zijn meerdere pedagogen in de omgeving van het kind, kinderen, volwassenen, pedagogen, et cetera. Je gaat na wat kinderen boeit en bezighoudt en daar speel je vervolgens met activiteiten op in. Veel ruimte en de eigen creatieve inbreng van kinderen.

47
Q

Wat is het kenmerk van de pedagoog Aletha Tolter?

A

Baby’s ervaren alle stress en huilen om zich te kunnen ontladen. Laat het kind huilen, maar raak het aan en laat op een rustige manier blijken dat je het huilen accepteert. Luister actief met kinderen. De emoties van een kind vertaal je.

48
Q

Noem 5 visies binnen de kinderopvang

A
  1. Agrarische kinderopvang (VAK)
  2. Marshall Rosenberg
  3. Justine Mol
  4. Triple P
  5. How2talk2kids
49
Q

Wat is de visie van de agrarische kinderopvang (VAK)?

A

Kinderopvang op een boerderij. De natuur biedt veel ontwikkelingstimulansen voor kinderen. Kinderen hebben twee ontwikkelingstaken in de ruimte waar ze verblijven:
1. Onderzoeken van de ruimte
2. Eindeloos experimenteren met gedrag (uitproberen)
Regel: geen gevaar lopen voor zichzelf en anderen

50
Q

Welke 8 ontwikkelingen worden er gestimuleerd binnen de agrarische kinderopvang?

A
  1. Motorische ontwikkeling
  2. Zintuiglijke en creatieve ontwikkeling
  3. Sociale ontwikkeling
  4. Emotionele ontwikkeling
  5. Cognitieve ontwikkeling
  6. Leren accepteren
  7. Respect voor de natuur
  8. Zingeving
51
Q

Hoe leren kinderen accepteren in een agrarische kinderopvang?

A

Als omstandigheden plotseling veranderd zijn, moet je op zoek naar een oplossing. Verrast door weer of insecten.

52
Q

Hoe leren kinderen respect voor de natuur binnen de agrarische kinderopvang?

A

Door in contact te zijn met dieren en planten leren kinderen dat dieren en planten goede verzorging nodig hebben.

53
Q

Wat wordt bedoeld met zingeving binnen de agrarische kinderopvang?

A

Gevoel van verbondenheid met de natuur en met de groep. Vieren van feesten in verband met seizoenen of vertellen van verhalen over gebeurtenissen in de natuur.

54
Q

Welke 5 boeken in de boekenreeks “pedagogisch kader” van het landelijk pedagogenplatform kennen wij?

A
  1. Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar
  2. Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar (BSO)
  3. Samen verschillend. Pedagogisch kader diversiteit in de kindercentra 0-13 jaar
  4. Pedagogisch kader gastouderopvang
  5. Pedagogisch kader voor professionele netwerken onderwijs en kinderopvang
55
Q

Welke 3 vragen worden beantwoord in het pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar?

A
  1. Wat hebben kinderen van 0-4 jaar nodig?
  2. Wat wil je met kinderen bereiken, welke doelen streef je na en welke competenties wil je ontwikkelen?
  3. Hoe bereik je je pedagogische doelen? Welke pedagogische middelen zet je in?
56
Q

Op welke 2 manieren kan een BSO de verplichting “thuis voelen, spelen met vriendjes en vriendinnetjes en ontwikkeling “voldoen volgens het pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar (BSO)?

A
  1. Bijdrage aan een goede ontwikkeling

2. Een veilige en gezonde omgeving

57
Q

Welke 3 verplichtingen heeft de BSO volgens het pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar?

A
  1. De kinderen moeten zich thuis voelen
  2. De kinderen spelen met vriendjes en vriendinnetjes
  3. De kinderen moeten zich kunnen ontwikkelen
58
Q

Wat wordt besproken in “samen verschillend - pedagogisch kader diversiteit in de kindercentra 4-13 jaar”?

A

Kinderen en hun bijzonderheden, hun familiecontext en hun achtergrond

59
Q

Hoe kan de kinderopvang bijdragen aan een samenleving waar in voor iedereen plaats is op basis van het boek “samen verschillend”?

A
  • democratische vaardigheden en kinderparticipatie

- binnensluiten van kinderen en ouders met verschillende achtergronden, talenten en behoeften

60
Q

Voor wie is het “pedagogisch kader gastouderopvang “?

A

Voor gastouders en bemiddelingswerkers van een gastouderbureau

61
Q

Wat staat er in het boek “pedagogisch kader gastouderopvang“ voor gast ouders?

A

Informatie hoe een gastouder een goede gastouderopvang kan bieden aan de hand van voorbeelden, uitleg, tips en ideeën.

62
Q

Wat doet een bemiddelingsmedewerker van een gastouderbureau?

A

Zij ondersteunen gastouders als zij ergens tegen aanlopen

63
Q

Wat wordt er beschreven in het boek “pedagogisch kader voor professionele netwerken onderwijs en kinderopvang “?

A

Hoe verschillende partijen die betrokken zijn bij een kind samen een pedagogische stem kunnen laten horen

64
Q

Waar staat de afkorting NCKO voor?

A

Nederlands consortium kinderopvang onderzoek

65
Q

Wat is het NCKO?

A

een team van wetenschappers van verschillende universiteiten die samen onderzoek doen in de Nederlandse kinderopvang

66
Q

Waar heeft een pedagogisch medewerker invloed op volgens het NCKO?

A

Op andere kinderen, het kind en de materiële omgeving

67
Q

Welke drie delen kent het NCKO-kwaliteitsmonitor?

A
  1. Interactie vaardigheden van pedagogisch medewerkers
  2. Kwaliteit van de leefomgeving (proceskwaliteit)
  3. Structurele kenmerken
68
Q

Welke 4 structurele kenmerken zijn er opgenomen in de kwaliteitsmonitor?

A
  1. Stafstabiliteit
  2. Staf-kindratio
  3. Groepsgrootte
  4. Groepsstabiliteit
69
Q

Welke invloed hebben de 6 interactie vaardigheden van pedagogisch medewerker op de ontwikkeling van kinderen?

A

Kinderen voelen zich veilig,begrepen en geaccepteerd. Een gevoel van eigenwaarde, zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen groeit.

70
Q

Wat zijn de 6 interactie vaardigheden van pedagogisch medewerkers welke zijn vastgesteld op basis van onderzoek door het NCKO?

A
  1. Sensitieve responsiviteit
  2. Respect voor autonomie
  3. Structureren en leidinggeven
  4. Praten en uitleggen
  5. Ontwikkelingsstimulering
  6. Begeleiden van interacties tussen kinderen
71
Q

Wat zijn de basisvaardigheden van de interactie vaardigheden vastgesteld op basis van onderzoek door het NCKO?

A
  1. Sensitieve responsiviteit
  2. Respect voor autonomie
  3. Structureren en leidinggeven
72
Q

Wat zijn educatieve vaardigheden van de interactievaardigheden vastgesteld op basis van onderzoek door het NCKO?

A
  1. Praten uitleggen
  2. Ontwikkelingsstimulering
  3. Begeleiden van interacties tussen kinderen
73
Q

Omschrijf sensitieve responsiviteit

A

Warmte of ondersteunende aanwezigheid. Signalen van het kind opmerken interpreteren en op passende wijze reageren.

74
Q

Wat is het effect van sensitieve responsiviteit?

A

Kinderen ervaren een gevoel van veiligheid en acceptatie van waaruit ze zich kunnen ontwikkelen

75
Q

Omschrijf respect voor autonomie

A

Je geeft een kind de kans om dingen zelf te doen en te proberen. Je stimuleert de zelfstandigheid en kinderparticipatie.

76
Q

Wat is het effect van respect voor autonomie?

A

Hij wordt zelfstandiger en krijgt zelfvertrouwen. Dit laatste is een voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling.

77
Q

Omschrijf structureren en leidinggeven

A

“Controle “. En kinderen duidelijk maken wat je van ze verwacht en ervoor zorgen dat ze zich hier ook aanhouden. Te weinig structuur zorgt voor een onveilig gevoel, te veel structuur voor veel conflicten. Herhaal regels voor jongere kinderen.

78
Q

Wat is het effect van structureren en leidinggeven?

A

Veiligheid een overzicht en het gevoel van samen zijn. Leren dat er in iedere situatie regels zijn, waar ze zich aan moeten houden en rekening houden met anderen.

79
Q

Omschrijf praten en uitleggen

A

Aandacht aan taal om zo betekenis te kunnen geven aan ervaringen en om kinderen via taal zichzelf en de wereld om hen heen beter te kunnen begrijpen. Praat met en niet tegen ze (interactie). Let op non-verbale communicatie (gevoel). Houd het kort als iets niet mag

80
Q

Wat is het effect van praten en uitleggen?

A

Het kind gaat zichzelf en de wereld beter begrijpen. Het is een middel om met elkaar in contact te zijn.

81
Q

Omschrijf ontwikkelingsstimulering

A

Brede persoonskenmerken, als veerkracht, zelfstandigheid, zelfvertrouwen en flexibiliteit. Door dit te stimuleren, kunnen kinderen allerlei problemen zelf aanpakken en kunnen ze zich goed aanpassen als de omstandigheden veranderen. Leren begint bij nieuwsgierigheid en verwondering. Vandaaruit ontdekken kinderen spelenderwijs. Bied aan rijke en uitdagende omgeving en zonder te overprikkelen en met behulp van overzicht. Oog voor natuurlijke leerbehoefte en eigen tempo kind.

82
Q

Wat is het effect van ontwikkelingsstimulering?

A

Kinderen kunnen zich in de brede zin ontwikkelen. Ze krijgen de ruimte om dit spelenderwijs en in een eigen tempo te doen.

83
Q

Omschrijf begeleiden van interactie tussen kinderen

A

Kinderen hebben plezier met elkaar en leren veel van elkaar. Een groep is de samenleving in het klein. Oefenen met contact maken, samenwerken, vrienden maken, conflicten hebben en conflicten oplossen. Zorg voor een veilige groepssfeer. Geef zelf het goede voorbeeld.

84
Q

Wat is het effect van begeleiden van interacties tussen kinderen?

A

Kinderen leren om deel te zijn van een groep en positief met elkaar om te gaan. Zij leren sociale vaardigheden, omgaan met verschillen en met conflicten.