thema 3 Flashcards

1
Q

Waar komt de co2 vandaan?

A
  • Aerobe metabolisme
  • Lactaat
  • Hco3- werkt als buffer
  • Er is een relatie tussen co2 en ph  CO2 en H+
  • Partietle druk aan co2 in je plasma gaat omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Regulatie van pulmonaire ventilatie

A
  • Geregeld in de medulla
  • Info stroom komt door de motor cortex
  • In aorta en halsslagader meten er dingetjes de pCO2 en die geven een seintje door
  • Ook zit er receptoren in de longen en spieren
    o Proprioceptische informatie
  • Chemische samenstelling van het bloed
  • En het liqour
  • Ook lichaamstemperatuur  warmte verlies via adam. Penting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chemische controle

Chemoreceptoren, arterieel tijdens rust en inspanning

A
-	Rust:
o	PO2
o	PCO2
o	H+
o	Temperatuur
-	Inspanning:
o	PCO2  deze wordt hoger en daarom ga je ademhalen 
o	H+
o	Temperatuur (weining)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is hypercapnia?

A

hoge co2. - Pco2 gaat stijgen in arterien en liquor  chemoreceptoren geven een stimaluatie aan het ademhalingscentrum  spieren aangespannen en meer ventileren  lucht met minder co2 naar binnen en dan is de homoeostase hersteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is hypocapnia?

A

Lage co2

  • Lagere vuren receptoren en liquor  kleine impuls aan ademhalingscentrum –. Ademhaling neemt af
  • Hyperventilatie  veel meer co2 uitstoten dan nodig is, hypocapnia.  plasticzak ademen, daar blijft co2 in zitten.
  • Duiken: eerste hyponocapnia en dat wil naar hypercapnia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ventilatie en lactaat tijdens inspanning

A
  • Respiratoire drempel of 2
    o Met het punt van OBLA
    o Point of lactaat threshold
    o Aerobe systeem gaat naar een max toe en er komt ene beetje anaerobe bij
  • Lactaat is niet erg, maar in het proces van maken komt er een H+ bij.
  • Wegvallen van H+ is bufferen  met bicarbonaat en dan produceer je weer CO2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe werkt de Lactaatproductie in (on)getrainden

A
-	 Duurtraining
o	Vezeltype
o	Lactaatproductie omlaag
o	Lactaatafvoer omhoog 
-	Lactaatdrempel komt op de helft je vo2 max van een gemiddeld mens, een hardloper heeft t ongeveer rond 85%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de Fick vergelijking

A
VO2 = HMV * a-vO2diff 
HMV = HF x SV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet de bloedvoorziening eruit?

A
  • Hart: drukverschil. Uit het hart pompt en in het hart weer terug komt. Vena cava en aorta
  • Bloedvaten: geleiding, weerstand
  • Bloed: transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het HMV/CO? en hoe bereken je dat? Noem 4 dingen

A
  • In rust 5 liter
  • = bloeddruk (deltaP) : perifere weerstand (R)
  • Als je gaat sporten dan kan het 25 L worden en het meeste van het bloed gaat naar je spieren toe. Er is een verandering is het bloeddistrubutie
  • Verlagen van perifere weerstand want anders krijg je nooit een hoog genoege HMV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit wat de rechterhelft van het hart doet

A
  • Lichaam –> hart
  • Hart –> longen

RV heeft dunner wand want die hoeft alleen maar naar de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit wat de linkerhelft van het hart doet

A
  • Longen –> hart
  • Hart –> lichaam
    Heeft dikker myocardium, want moet het door het lichaam pompen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg de 6 fasen van het pompen van het hart uit, welke zijn dit

A
  • A. atrial systole begins
  • B. atrial systole ends atriale diastole begins
  • C. ventricular systole first phase
  • D. second phase
  • E. ventricular diastole early
  • F. ventricular diastole later
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is systole en diastole?

A

systole is het samenknijpen van hart, bij de aorta gemeten. diastole is relaxatie en het vullen van het hart, onderdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke factoren bepalen het slagvolume?

A

SV = EDV-ESV
Volume
- Grootte van het hart, hoe groter, hoe meer bloed
- Er blijft altijd wat over is het bloed = esv
Pre-load: rek die het hart ondervindt
- Frank starling mechanisme
- Vulling: veneuze terugstroom  hoe makkeloijk komt het bloed terug, tijdens inspanning komt het makkelijker terig
- Lengte-kracht relatie, hoe meer rek (vulling), hoe groter de slagkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is contractiliteit

A

kracht waarmee het hart kan samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is afterload

A

weerstand die het hart ondervindt tijdens contractie (door het arteriele systeem).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat gebeurt er met de ESV als je slecht hart hebt?

A

er blijft dan nog meer bloed achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn de functies van de bloedvaten?

A
  • Distributie (arterien, arteriolen)
  • Uitwisseling (capillairen)
  • Afvoer (venen)
20
Q

wat is viscositeit?

A

stroperigheid van het bloed
perig is niet per se goed, dan gaat het moeilijker door je lijf heen, belasting van het hart wordt hoger
- Kan door epo of bloedtransfussie: wel meer zuurstoftransport

21
Q

wat is hematocriet?

A

hoeveelheid rode bloedcellen

hoe meer rode bloedcellen, hoe stroperig het is

22
Q

wat doen precapillaire sprinters?

A

o Regulatie van: bloedstroom en bloedverdeling
o Staan niet altijd overal open
o Open: krijg je een grotere r, en een krijg je een groter Flow

23
Q

noem 5 dingen over capillairen

A
  • Microscopische vaten 7-10 mircometer in diameter
  • Bevatten ca. 6% van totale bloedvolume
  • Wanden bestaan uit 1 laag endotheel cellen
  • Skeletspieren hebben dicht capillair netwerk
  • Het myocardium nog dichter
24
Q

wat gebeurt er als de doorstroom oppervlakte groter wordt

A

dan neemt de stroomsnelheid af

25
Q

wat gebeurt er bij veneuze terugstroom of hoe komt dit?

A
spataderen
-	Varices:
o	Klepinsuffientie 
o	Meestale oppervlakkig (weining spierpompwerking)
o	Meestal in benen
-	Veneuze pooling
o	Veneuze terugstroom omlaag
o	HMV omlaag
o	Bloeddruk omlaag
o	Pilot in straaljager: speciale broeken aan
26
Q

welke stappen bevat de zuurstoftransport systeem?

A
  • Bloed volume en cardiac output
  •  perifere bloedstroom
  •  aerobic metabolism
  •  pulmonary ventilatie
  •  hemoglobine concentratie
  • En dan weer terug naar het hart
27
Q

welke stappen heeft de elektrische fasen van de hartcyclus

A
ECG. 
o	P-top: depolarisatie atria
o	QRS: depol ventrikels en repol atria
o	T-top: repol ventrikels
-	P-R interval van P naar Q
-	Q-T interval = Q naar S
-	S-T interval = S naar T
-	Tussen stap 5 en 1 wordt de tijd korter gemaakt voor een hogere hartfrequentie
28
Q

waardoor gaat de perifere weerstand naar beneden ? Noem 3 dingen

A

o Vasodilatatie ‘actieve’ gebieden
o Vasoconstrictie inactieve gebieden
o Afname indien langdurige intensieve inspanning

29
Q

wat gebeurt er met de bloeddruk en fysieke inspanning? noem 3 soorten trainingen

A
  1. weerstandtraining
    - compressie van vaten
    - perifere weerstand toename
    - bloeddruk omhoog
  2. steady rate exercise
    - SBP omhoog
    - DBP blijft gelijk
  3. na intensieve/duur inspanning
    - BP omlaag
    - regelmatige inspanning helpt preventie/behandeling van hypertensie (hoge boeddruk)
30
Q

wat is de intrinsieke regulatie van het hart?

A
  • Via SA en AV knoop

- Autoritmische cellen

31
Q

wat is de extrinsieke regulatie van het hart

A
  • Neuraal (autonome zenuwstelsel)
  • Hormonaal
  • Chemisch (lokaal)
32
Q

wat is de neurale regulatie tijdens inspanning?

A
  • Cardiovascualire centrum geef signalen naar de hersenen
  • Signalen komen van de motor cortex  zelfs al bij denken worden er signalen gestuurd
  • Signalen uit de periferie: mechanoreceptoren (halsslager en aortaboog)
    o Hierna komt de herverdeling van bloed, aansturing van het hart
33
Q

wat doet het autonome zenuwstelsel voor de regulatie van de bloeddruk?

A
  • Onderdeel van het perifere zenuwstelsel
  • Aansturing van oa hart, bloedvaten (gladspierweefsel, klieren)
    o Sympatisch en parasympatisch
34
Q

wat doet het parasympatisch voor de bloeddruk

A
-	Para: SA knoop en AV knoop. Inhibitie HF. Vagus 
o	Hart
o	HF naar beneden
o	Vasodilatatie van de darmen
o	Via acethylcholine
35
Q

wat doet het sympathisch zenuwstelsel voor de bloeddruk

A

knopen beide maar ook de spieren van de atria en ventrikels. Accelerantus
o Hart:
o HF omhoog, + SV omhoog = CO omhoog
o Via betareceptoren
o Via catecholamine: epinephrine en norepinephrine (adrenaline)
o Bloedvaten:
 Algemene vasoconstrictie
 Behalve in actieve spieren en hartspier
 Deel van de vaten heeft vasomotor tonus

36
Q

Effect van cervivale dwarslaesie en transplantatie. noem 3 dingen

A
  1. hart frequentie. In rust hoger want geen para symp meer verbonden dus altijd rond die 100 hz. Nervus vagus is dan ook weg. Bij een dwarslaesie doet de vagus het nog wel, maar dan kan ie niet meer naar boven.
    - rust / maximaal
  2. slag volume, blijft toenemen tot aan maximum
  3. totale perifere weerstand  minder goede constrictie en dilatatie, blijft zitten in je benen. Blood pooling (terugstroom naar hart lager, CO ook lager)
37
Q

wat is de lokale regulatie van de bloedstroom?

A
  • Autoregulatie
  • Vasodilatatie door
    o Hoger Flow
    o Tempratuur omhoog
    o PCO2, pH
    o ADP
    o MG2+, Ca2+
    o NO  gevormd in spierweefsel, zorgen voor dilatatie, groter doorstroom oppervlak, weerstand neemt af en dan kan je meer bloed er doorheen krijgen
     Viagra en nitroglycerine
38
Q

wat is de hormonale regulatie voor de bloeddruk?

A
Epinephrine
-	Afgegeven door bijnierschors
-	Aan bloed(plasma
-	Werking: idem sympatsich zst
o	Hf omhoog, sv omhoog
o	Vasoconstrictie
o	Vasodilatatie hart en spieren
-	Tragere response
-	Epinephrine kan de werking overnemen voor een gedeelte, na een transplantaat van een hart. Werkt niet bij een dwarslaesie
39
Q

wat is de functionele capaciteit van het cv systeem? Noem 5 dingen

A
  • Aerobe capaciteit
  • Vo2max
  • Internationale standaard voor fysieke fitheid
  • Relateert aan hartvaatziekte en mortaliteit
  • Relatie tussen oud worden en vo2max naar beneden  je kan trainen en fit blijven
40
Q

wat zijn de methode om de CO te meten?

A

Direct, indirect en verdunningsmethode
Verdunningsmethode: voor het hart iets spuiten en je weet de concentratie en dan meet je weer de concentratie als het eruit komt bij de andere kant van het hart
- Kan maar 1 keer
Andere methode is vo2 meten
- Maar dan nog a-vo2diff meten, o2 metertje
- Brengen sensoren in
- = directe fick methode, echt iets in het bloed meten
Co2 rebreathing  indirect fick methode
CO = VCO2 / av-CO2diff
- Kan je meten met teug bij teug meting tijdens het inademen
- Co2 is makkelijker oplosbaar
- Gas mengsel met meer co2 erin, bekende percentage
- Co2 gaat niet weg  artiele bloed co2 wordt hoger
- Meten bij de laatste beetje adem, is ongeveer gelijk aan co2 in artiele bloed
- Kan niet bij hoge inspanning
Je kan ook spanning van de borstkast meten
- Verandering in elektrische weerstand

41
Q

Vo2 afhankelijk van? noem 5

A
  • Aanbod O2
  • O2 opname in longen
  • O2 gehalte in bloed
  • Hart Minuut Volume
  • Extractie van O2
42
Q

Factoren die het a-vo2diff beinvloeden. noem 4

A
  • Bloedstroom re distributie  korte termijn
  • Toename capilaire dichtheid  door trainen
    o Oppervlakte en o2 extractie
  • Toename mitochondria
  • Toename oxidatieve enzymen
43
Q

link verschillende trainingen aan de factoren die de a-vo2diff kunnen beinvloeden

A

Langdurig capilair, interval op oxidatieve enzymen, mitochrondria duurtraining. Elke vorm van training pakt een andere factoren, maar samen dan kom je er wel.

44
Q

enen hebben een lagere zuurstofopname dan armen, waarom ?

A
  • Efficientie van armen is lager dan benen  meer zuurstof nodig
  • Snellere aansturing van je hart
  • Maximale o2 is kleiner met de armen, maar submaximale is weer hoger
    Dingen met je armen doet heeft effect op de druk in je borstkast en deze druk leidt tot vernadering in de bloeddruk
45
Q

waarom zijn beta blokkers niet handig?

A
  • Hf niet omhoog

- Niet handig bij inspanning. Je topt je maximale hartfrequentie af. Nervus accelerates leg je een beetje lam.