hoofdstuk 14: dynamiek van de pulmonaire vetilatie Flashcards

1
Q

waar bevindt zich het ademhalingscentrum?

A

in de medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat stuurt het ademhalingscentrum aan?

A

de intercostale spieren en het diafragma om de longen aan te zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar komt de info vandaan om te ademen?

A
  1. motorische cortex
  2. subcorticale regios
  3. perifere chemoreceptoren
  4. receptoren in longweefsel
  5. proprioceptie uit gewrichten en spieren
  6. chemische staat van bloed in de medulla
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zorgt voor chemische controle?

A

chemoreceptoren in artieren. meten H+, PCO2 en temp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het breekpunt voor inhouden van adem?

A

50 mm Hg CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat gebeurt als je expres hyperventileert?

A

daalt de PCO2, adem kan langer ingehouden worden, ook met onvoldoende zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurt aks de PH daalt?

A

stijgt de ventilatie om van H+ af te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat gebeurt er met de partiële druk tijdens inspanning?

A

licht stijging alveolair PO2, lichte daling in alveolair PCO2, stijging mixed-veneus PCO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de ventilatoire drempel?

A

punt waarop pulmonaire ventilatie disproportioneel stijgt in relatie tot VO2. Er moet meer geventileerd worden om de extra CO2 die vrijkomt door lactaatbuffering uit te ademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de lactaatdrempel?

A

beschrijft de hoogste VO2 met een stijging in bloedlactaat kleiner dan 1.0 mM boven rust levels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de OBLA?

A

wanneer de bloedlactaat concentratie stijgt tot 4.0 mM. Dit kan komen door extra lactaatvorming door anaerobe energieverbranding, maar ook door verminderde lactaat verwijdering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de effecten van duurtraining op lactaatproductie?

A
  • vezeltype
  • lactaatproductie omlaag
  • lactaatafvoer omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gaat er omhoog tijdens inspanning als er meer wordt geventileerd?

A

VE, VO2 en VCO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat komt er bij glycose vrij?

A

lactaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat gebeurt er als er lactaat vrijkomt?

A

pH daalt naar de aerobe drempel. Komt ook Co2 vrij. VCO2 stijgt dan. CO2 uitademing wordt zo efficiënt dat de PCO2 daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wordt de gaswisseling efficiënter tijdens inspanning?

A

JA. O2 en CO2 diffusie verloopt efficiënter

17
Q

wat gebeurt er met de P(a-v)O2 tijdens inspanning?

A

diepere inspanning zorgt voor grotere rekkrachten op het longweefsel. –> vergroting van totaaloppervlak van alveoli en verwijding longcapillairen, dus een groter difussieoppervlak. Het verschil wordt kleiner waar zuurstof diffundeert beter naar de arteriën.