Thema 13 Flashcards
Dit is de telefoon die ik morgen wil kopen
(‘die’ en ‘dat’ verwijzen hier naar een substantief)
Detta är telefonen som jag vill köpa imorgon
Zij heeft een baby die de hele dag lacht
(‘die’ en ‘dat’ verwijzen hier naar een substantief)
Hon har en bebis som skrattar hela dagen
John klaagt over het weer dat zo slecht is
(‘die’ en ‘dat’ verwijzen hier naar een substantief)
John klagar på vädret som är så dåligt
Ze heeft een kind dat veel heeft gehuild
(‘die’ en ‘dat’ verwijzen hier naar een substantief)
Hon har ett barn som har gråtit väldigt mycket
Ik hou van kinderen die geen lawaai maken
(‘die’ en ‘dat’ verwijzen hier naar een substantief)
Jag tycker om barn som inte gör något väsen av sig
Dat is het liefste wat iemand ooit voor me heeft gedaan
(Gebruik wat als je verwijst naar een superlatief zonder substantief)
Det är det finaste som någon någonsin har gjort för mig
Er is nog zo veel wat we willen doen in de vakantie (gebruik wat als je verwijst naar woorden zoals iets, niets, alles, veel, weinig)
Det finns fortfarande så mycket som vi vill göra under semestern
Ik was toch geslaagd, wat me ontzettend blij maakte
(gebruik wat als je verwijst naar een zin)
Jag klarade provet, vilket gjorde mig jätteglad
Doortrapt
slug, listig
kunstmatige
artificiell
Waarin trapt ze?
Vad faller hon för?
Waarvoor moet ik je beschermen?
Vad ska jag skydda dig ifrån?
Waartegen moet ik je beschermen?
Vad ska jag skydda dig emot?
besteden
att spendera
Ik raad jullie aan
Jag rekommenderar er att
burgelijk
“Svensson”
gewoonlijk, gebruikelijk, normaal, normaliter
normalt (4 st)
echter, maar
men (2 st)
oppervlakte
yta
volledig
fullständig
spoedig, binnenkort, meteen
snart, inom kort (3 st)
Dit is de telefoon die ik koop
Detta är telefonen som jag köper
Dit is het boek die ik lees
Detta är boken som jag läser
Dit is de telefoon waarmee ik bel/Dit is de telefoon waar ik mee bel
Detta är telefonen som jag ringer med (2 st)