Thema 1 Flashcards
afkappen
iemand laten stoppen met praten (avbryta)
alledaags
vardagliga
bedanken
beleefd zeggen dat je iets niet wilt (tacka nej)
de daad
gärningen/handlingen
de deskundige
expert
de hoogleraar
professor
1
1
de vreemde
iemand die je niet kent (de onbekende)
de voorbijganger
iemand di ergens voorbijgat (någon som passerar någonstans)
de wilskracht
de kracht om iets te willen en te proberen dat te bereiken = het doorzettingsvermogen (uthållighet)
de woordenwisseling
grälet
dergelijk
zulk; zo’n (sådan)
fatsoenlijk
hygglig, lämplig
gehaast
i en hast, skynda sig
glimlachen
att le
het fatsoen
Det goda uppförande/betéendet
het gebar
een teken dat je het goede wilt (gesten)
schouderklopje
Klapp på axeln
knikken
nicka
luchtig
opmerkingen die niet zijn ernstig (serious) of zwaar bedoeld
omvallen
att ramla
oppervlakkig
ytlig
oprapen
iets klein van de grond pakken
opwekken
veroorzaken, zorgen voor een bepaald gevoel (generera/medföra)
schelden
att svära
schudden
att skaka på huvudet
traag
trög
verrichten
utföra
voordringen
voor je beurt gaan (att skippa kön)
beleven
meemaken=ondervinden, ervaren (att uppleva)
benauwd
hopträngd, det saknas luft
de akker
åkern
de dennenboom
tallen
de kreeft
kräftan
de rots
stenen/berget
de schimmel
mögel
de streek
regionen
de wond
såret
kippenvel (het)
gåshud
het voorval
(een gebeurtenis, meestal een gebeurtenis die je niet verwacht of die niet gewoon is = het incident) händelsen
kennelijk
tydligen/självklart/blijkbaar
mopperen
att klaga
vergeetachtig
forgetful
vissen
att fiska
aanslaan
aardig, leuk of goed gevonden worden
aanvaarden
zich niet verzetten (you cannot object)=acceptera
de blijdschap
blij zijn, vrolijkheid
de erkenning
de wwardering (erkännandet)
de geliefde
de persoon waarmee iemand een relatie heeft (den älskade)
de hulpverlening
de zorg voor mensen die hulp nodig hebben (assistans)
de kwetsbaarheid
sårbarheten
de lezing
föreläsningen
de naaste
närmaste/har att göra med
de opluchting
lättnaden
mis
verkeerd
ongelofelijk
otrolig
ongerust
orolig
optreden
uppträda, synas i media
opzien tegen
van på förhand tveka/dra sig fr att göra något
pleiten
rättfärdiga/uppehålla
terughouden
gereserveerd
verkondigen
Att förkunna
voorop
op het voorste deel van iets,
först
wenselijk
önskvärt
westers
västerlänningar
de caissiere
kassörskan
de hoogleraar
högskoleläraren
de impuls
impulsen
de interactie
interaktionen
de verbazing
förvåningen/förundran
roepen
att ropa/kalla
schelden
att svära
uitproberen
att prova ut
bedanken
att tacka nej
de etiquette
etiketten
het album
albumet
de irritatie
irritationen
de zonnebloem
solrosen
het dagboek
dagboken
intens
intens
levend
levande
stromen
strömmen
uitglijden
glida ut
vissen
att fiska
behoren tot
att höra till
de afwijken
avvikelsen
de geliefde
pojkvännen/flickvännen
de hongersnood
hungersnöden
de lezing
läsningen
de psychiater
psykiatrikern
de therapeut
terapeuten
illustreren
att illustrera
materieel
materiell
optreden
att uppträda
ultiem
ultimat