Thema 1 werving & selectie Flashcards

1
Q

Benoem de passende HR-tools bij thema werving en selectie.

A
  • Functieprofiel
  • Competentieprofiel
  • Matchingsmethode
  • Selectietraject (staat onder psychologie)
  • Onboarding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat verstaan we onder functieprofiel?

A

Functieprofiel-> wat er van een medewerker wordt verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat verstaan we onder competentieprofiel?

A

Competentieprofiel -> hoe de medewerker daar invulling aan moet geven
bijv: kennis, vaardigheden, motivatie en persoonskenmerken

“vaak wordt er gezocht naar het schaap met 5 poten” –> eigenlijk iemand die er dus niet is en het gaat er om dat dat functieprofiel van tafel kan en er gekeken moet worden naar talent, omdat veel dingen te ontwikkelen zijn, want je kan een persoon kneden!. In deze tijd heeft het geen zin meer om een hele lijst met eisen te hebben.

Dus:
“liever het schaap met 4 poten.”
- Welke hebben absoluut de voorkeur
- Niet alleen kijken naar huidige competenties maar ook talenten en drijfveren.
- Drijfveer: wat motiveert en beweegt iemand, waar krijgt iemand energie van?
- Talenten: wat is iemand zijn unieke talent?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke matchingsinstrumenten/ methoden zijn er?

A

Nadat je hebt mensen gezocht die kans maken, dan ga je zeven en wil je de beste mensen overhouden.

Voorbeelden matchingsinstrumenten:
- IQ-test
- Persoonlijkheidstest
- Arbeidsproef
- Capaciteitstest
- Assessment center

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat hoort bij onboarding?

A

HRM zorgt bij het vinden van medewerkers, maar ook bij het behouden.

Bij onboarding hoort introductie (praktisch wegwijs maken nieuwe medewerker) en socialisatie (proces waardoor nieuwe medewerker waarden, overtuigingen en gedragingen aanneemt).
Het proces om iemand een plekje te geven duurt ongeveer 90 dagen. Nieuwe medewerkers vinden is moeilijk en kost veel geld. Investeer dus in onboarding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke manieren kun je ervoor gaan kiezen om te gebruiken bij het inzetten van een matchingsinstrument?

A
  1. Getrapt ( 1e instrument, mesen vallen af, 2e instrument, mensen vallen af, etc)
  2. Integraal (alles tegelijk)
  3. Groep (bijv meeloopdag)
  4. Individu (geselecteert dus apart afnemen)
  5. Online
  6. Mix (verschillende proberen)

Alternatieven:

  • Open hiring: “een baan zonder sollicitatieegesprek”
  • AI/ robot vervangt de mens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar moet je rekening mee houden als je een matchingstrument wilt inzetten?

A

3 dingen waar je rekening mee moet houden als je een matchinstrument wilt inzetten:

  1. Validiteit: mate waarin resultaten geldig zijn en overeenkomen met de werkelijkheid
  2. Acceptatiegraad: wil de kandidaat die test wel doen of gaat die liever gelijk weg?
  3. Kosten: als je het niet goed inzet kan het heel veel kosten opleveren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk model is belangrijk bij de onboarding?

A

Een belangrijk model bij de onboarding is de 5 C’s

  • Connection (thuis voelen)
  • Culture (normen en waarden)
  • Clarfication (rol/ functie)
  • Compliance (basis zaken)
  • Check back (terugkoppelen)

bij het onboarden van medewerkers ga je meestal vanaf connection beginnen tot aan checkback.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke psychologische modellen horen bij deze thema?

A
  • Attitude
  • Persoonlijkheidsmodellen en tests
  • Bias
  • Fundamentele attributiefout
  • Cognitieve dissonantie reductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt attitude in? Uit welke componenten bestaat het?

A

Een attitude is de houding die je hebt ten opzichte van een persoon, plaats of onderwerp, zoals gebeurtenissen, dingen en meningen. Andere definities definiëren attitude als een denkwijze of een opstelling.
Een attitude is een innerlijke houding, die gevorm is en wordt door kennis of ervaring.

Attitude bestaat uit 3 componenten:
1.Een affectieve component: emotionele reactie op attitudeobject–> voelen
2. Een cognitieve component: onze gedachten en opvattingen op attitudeobject–> weten
3. Een gedragsmatige component: handelingen of gedrag op attitudeobject–> doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe meet je persoonlijkheid? Kan je het eigenlijk meten?

A

Je kan persoonlijkheid meten door middel van persoonlijkheidstesten, zoals de MBTI, Big 5, kleuren, insights discovery, etc.

Je kan het wel meten, alleen soms heeft een persoon minder goede zelfreflectie, dus vult iemand echt in hoe die is of vult die in hoe die wilt zijn? Er komen soms sociaalwenselijke antwoorden.

meningen docenten:
De docent vindt het van niet, want mensen kunnen een kameleon zijn, soms ben je meer extrovert en soms meer introvert. Het is in strijd met de validiteit. Andere docent zegt het kan wel. Of bij de ontwikkeling dan hangt er minder groots vanaf, maar dan kun je echt eerlijk antwoorden. En er zitten soms vragen in als: Ik ben altijd op tijd. ALs je dan ja invult dan kun je zien dat iemand sociaal wenselijk antwoordt, want dan kan niet “altijd”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt een attitude beinvloedt?

A

Hoe wordt een attitude beinvloedt?

Dat gebeurt niet altijd bewust (Cialdini)

Voorbeeld:

Je koopt liever een tandpasta met een man erop met een witte jas

Op=op van ikea of kruidvat, je koopt dan toch maar meteen dat artikel want anders is die weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zijn persoonlijkheidstests een goed idee?

A

Nee.

Bij selectie:
- Kost tijd en geld
- Vaak geen bewijs voor validiteit (wat meet je eigenlijk)
- Alleen Big 5 heeft een voorspellende waarde, maar sterk cultureel bepaald
- Je kunt mensen in hokjes plaatsen
- Grote kans op sociaal wenselijke antwoorden (wat is nu eigenlijk een “goed” antwoord)

Bij ontwikkeling:
- Wederzijds begrip
- Geen goed of fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is bias?

A

Bias kun je definiëren als ‘de mate waarin het ontvangen signaal verstoord is’. In de statistiek vertalen we dit als de afwijkng van de meting ten opzichte van de werkelijkheid, de vertekening in het resultaat van een steekproef. Een voorbeeld is een klanttevredenheidsonderzoek waarbij voornamelijk de ontevreden klanten hun mening geven. De tevreden klanten, die er wel degelijk zijn, komen in onvoldoende mate voor in de data en dat heeft een negatieve invloed op de uitkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke fouten (bias) kunnen er optreden? En dan vooral bij het selecteren.

A
  • Primacy effect: wanneer mensen zich eerder laten overtuigen als de boodschap vooraan wordt gepresenteerd.
  • Regency effect: laten ze zich eerder overtuigen door informatie die op het laatst wordt gepresenteerd, dan is er sprake van het regency effect.
  • Halo-effect/ horn-effect: het halo-effect heeft betrekking op positieve beoordelingen, terwijl het horn-effect over negatieve beoordelingen gaat.
    Het horn-effect is de neiging om een algemene, negatieve indruk te vormen op basis van één negatief kenmerk (e.g., een eerste negatieve indruk).
  • Contrast effect: cognitieve denkfout. Het vergelijken tussen meerdere personen, waardoor de ene relatief beter lijkt dan de andere. Het zou wel het geval zijn dat die persoon niet de beste is in het algemeen maar alleen in vergelijk met iemand anders.
  • Selectieve perceptie: we zien alleen wat we willen zien. Dat we maar een deel van de werkelijkheid kunnen waarnemen. Van alles wat er op de wereld te zien, horen, ruiken, voelen en proeven is, nemen we maar een klein deel bewust waar.
  • Stereotypering: is een overdreven beeld van een groep mensen dat vaak niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid. Het is vaak een vooroordeel of negatief denkbeeld en wordt vaak gebruikt als rechtvaardiging van bepaalde discriminerende acties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent fundamentele attributiefout?

A

Fundamentele attributiefout is het gedrag vertalen naar karaktertrekken zonder rekening te houden met de situatie.

Het is de neiging om gedragingen van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid of hun karakter. Situationele factoren worden onderschat, terwijl dispositionele factoren worden overschat.
De fundamentele attributiefout is namelijk een denkfout. Wat deze denkfout inhoudt is dit: als je kijkt naar andere mensen, dan heb je de neiging om het gedrag wat iemand vertoont, te generaliseren naar hun karakter. Nog voor je het zelf door hebt, denkt je brein al: “iemand doet zo, dus iemand ís zo.”

Een voorbeeld van de fundamentele attributiefout zou zijn om de te laatkomers van een collega toe te schrijven aan het feit dat ze onbetrouwbaar zijn in plaats van dat ze vastzaten in de file.

succes & falen bij fundamentele attributiefout:
eigen succes: persoonskenmerk
eigen falen: situatie
succes anderen: situatie
falen anderen: persoonskenmerk

15
Q

Wat is cognitieve dissonantie?

A

Cognitieve dissonantie is de onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen,ideeen of opvattingen of bij handelen in strijd met de eigen overtuiging.

De betekenis van cognitieve dissonantie is als volgt: mensen houden er niet van om verkeerde keuzes te maken. Die keuzes botsen met hun gevoel of overtuiging. Dat noem je cognitief dissonant.

16
Q

Hoe voorkom je fouten/ cognitieve dissonantie/ reductie?

A

De onaagename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen, ideeën of opvattingen of bij handelen in strijd met de eigen overtuiging. Storing tussen twee gedachtes: vrouw is heel knap en heel slim? Dit klopt niet, de test klopt niet.
Voorbeeld: roken is slecht maar ik rook wel. Dat is een storing in mijn gedachten. Wat zijn de acties die ik onderneem? Ik ga het stiekem doen en het verbloemen. Ik ga het goedpraten. “Mijn oma is ook 80 geworden”.

Dit kun je zo voorkomen:
Gedrag in lijn brengen met zelfbeeld, cognities veranderen en gedrag rechtvaardigen of nieuwe cognities toevoegen en hierdoor gedrag rechtvaardigen. Voorbeeld: je hebt een positief zelfbeeld, je vindt dat je gezond leeft.

17
Q

Waar let je op als je gaat selecteren? Gaat dat altijd eerlijk, objectief? En is het dan erg?

A

Bij het selecteren kijk je vaak toch naar de eerste indruk. Het is soms wel erg als je jouw keuze op de eerste indruk baseer. Je kunt soms de foute keuze maken, maar toch gaat het vaak over het gevoel, past een kandidaat in het bedrijf?

18
Q

Wat is sociale bewijskracht? Hoe kun je dit terug laten komen in je organisatie en in je selectieprocedure?

A

Sociale bewijskracht is een beïnvloedingsstrategie waarbij je mensen ervan overtuigt dat je product of dienst goed is, door te laten zien dat anderen het ook goed vinden. Bijvoorbeeld als een artikel 5 sterren heeft, moet je het ook hebben, want anderen vinden het ook goed. Dus dan wil je het ook hebben.

Dit kun je ook terug laten komen in je organisatie en in je selectieprocedure:
- Het is een eer als ik daar mag werken, want er zijn maar een paar plekken.
- Of als een bedrijf heel goed staat aangeschreven dat je er graag bij wilt.
- Via LinkedIn kun je onder iemand zijn profiel zeggen: fijn met jouw gewerkt (referentie) waardoor anderen denken: oh het is een fijn persoon.