Thema 1: 1.6 Flashcards

1
Q

Wat zijn 3 kenmerken van de humanistische benadering?

A
  1. Persoonlijke BEWUSTE BELEVING van het individu voorop
  2. Gedrag in HIER-EN-NU begrijpen in context van subjectieve beleving van de realiteit, meer dan oorzaak
  3. BEGRIJPEN (Verstehen) van gedrag van mensen, meer dan oorzaak-gevolgverklaring zoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt de holistische theorie in?

A
  1. Mens als totaal aan de orde
  2. Toekomstgericht: gedrag begrijpen vanuit zijn intentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf 3 eigenschappen van een fully functioning person (Carl Rogers 1959)

A
  1. OPENheid, sensitiviteit, spontaniteit
  2. VERTROUWEN in zichzelf, eigen mogelijkheden en die van anderen
  3. GEVOELSWERELD (creatief en gediffereniteerd) + GENIETEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf het autonomie-aspect

A
  1. Mens is vrij om zelf richitng aan zijn/haar leven te geven (tot op zekere hoogte)
  2. Zal zich onder normale omstandigheden ontwikkelen tot een sociaal voelend en handelend individu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 3 aspecten van de fenomenologische benadering

A
  1. Persoon functioneert als EENHEID, georganiseerd geheel van op elkaar afgestemde functies
  2. INNERLIJK PERSOONLIJK REFERENTIEKADER: gedrag is functie van alomvattende geheel aan gevoelens, percepties, betekenissen en herinneringen waar de persoon zich bewust van is
  3. BELEEFDE WERKELIJKHEID
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 2 aspecten van intentioneel handelen

A
  1. ZINGEVING
  2. EXISTENTIALISME
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 2 aspecten van zelfverwerkelijking en zelfregulering

A
  1. GROEIEN
  2. ZELFACTUALISATIE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt de nuancering voor menselijke soort in? (Eisenga & Wijngaarden, 1991)

A

Menselijk leven voltrekt zich binnen een sociale context en speelt zich af binnen een perspectief van heden, verleden en toekomst; stelt grenzen aan de vrijheid om zélf te kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoeld met bewuste beleving?

A
  1. ‘WEET HEBBEN’ van wat er aan denken en voelen in jezelf omgaat, met de mogelijkheid dat te verwoorden en delen; kenmerk mens
  2. ZELFREFLECTIE: nadenken over het eigen functioneren en er een oordeel over kunnen vormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 4 uitgangspunten heeft Rogers?

A
  1. Mens moet in staat worden geacht om zelf zijn problemen op te lossen (geen slachtoffer van problemen); doel van therapie: client ONDERSTEUNEN zichzelf te ontwikkelen
  2. GELIJKWAARDIGE relatie therapeut en client; therapeut als tijdelijke metgezel op het levenspad van de client
  3. EXPERIENTIELE PSYCHOTHERAPIE: gevoelsaspecten beter integreren in het denken en alledaagse handelen van client ipv streven naar inzicht in achtergronden van persoonlijk functioneren
  4. Aandacht van therapeut moet primair uitgaan naar de HUIDIGE situatie en TOEKOMST client
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt verstaan onder non-directive therapy?

A

Uitgangspunten impliceren een aantal zaken die de therapeut vooral niet moet doen, zoals het geven van adviezen en het beoordelen of interpreteren van het gedrag van de client

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 2 kenmerken van client-centered therapy

A
  1. CONGRUENTIE: therapeut moet zichzelf zijn, open en eerlijk in de relatie met de client; moet client onvoorwaardelijk kunnen accepteren en met positieve waardering tegemoet treden
  2. EMPATHIE: zich op invoelende wijze in het interne referentiekader van de client (willen) verdiepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 2 menselijke informatieverwerkingssystemen worden onderscheiden? (Wexler & Rice, 1974)

A
  1. Wexler: therapeut als ‘surrograat-informatieverwerker’
  2. Rice: Evocerende taak therapeut: belevingsinhouden oproepen bij client –> bewerken/doorwerken van persoonlijke beleving rondom die gebeurtenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 2 eigenschappen van experientiele therapie (Eugene Grendlin 1978)

A
  1. Focus op innerlijke beleving
  2. Bewust maken van preconceptuele, lichamelijk ervaren ‘wijsheden’; gesymboliseerd in taal of anders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 3 kenmerken van procesgerichte benadering (de Haas & Swildens, 1985/1988), vanuit een existentieel-fenomenologisch perspectief

A
  1. PERSOONKLIJKE MYTHE:
  2. ALIBI TO EXISTEREN
  3. KEUZEVERHINDERINGSMECHANISMEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 6 eigenschappen/uitgangspunten van emotiegerichte therapie (emotion focused therapy, EFT)

A
  1. Emoties zijn bepalend voor de CONSTRUCTIE en ORGANISATIE van het zelf
  2. Emoties worden beschouwd als INFORMATIEVERWERKINGSPROCESSEN die impliciete actietendensen inhouden
  3. Emoties bepalen HANDELEN van het individu in de omgeving. Verschaffen mens informatie over de vraag of een bepaalde situatie GUNSTIG of juist NADELIG is voor vervullen van een belangrijke behoefte, waarde of doel.
  4. Emoties houden ons gericht op onze OMGEVING. Verschillende actietendensen corresponderen met verschillende emoties (bv angst: gereedmaken voor vluchten; boosheid: impuls tot aanvallen, afschrikken of zich losrukken)
  5. Emoties vormen een onmisbaar fundament voor veel COGNITIEVE PROCESSEN, vooral bij het nemen van beslissingen
  6. Emotionele reacties MOEILIJK te VERANDEREN: eerst bewust zijn van negatieve emotie en leren verdragen en reguleren, terwijl ook leren genieten van positieve emoties vanwege gunstige uitwerking
17
Q

Op welke 3 manieren kunnen inadequatie emoties ontstaan?

A
  1. negatieve ervaringen
  2. ‘socialisatie’ en
  3. vooral mislukkingen in vroege dyadische regulering van het affect
18
Q

Hoe kan door therapie een nieuw narratief ontstaan van inadequate emoties?

A

vb: kind kan in reactie op initiatieven tot intimiteit door ouders worden afgewezen;
–> emotieschema’s waarin intimiteit is verbonden met angst en schaamte;
Therapie: nieuwe zelfbeleving te integreren met de negatieve bestaande
–> nieuw ‘narratief’

19
Q

Welke 3 eigenschappen van arausal van emoties ken je?

A
  1. EVOCATIEVE ONTVOUWING:
  2. FOCUSING
  3. TWEESTOELENDIALOGEN
20
Q

Hoe kunnen emoties veranderen door emoties?

A

Tegelijkertijd met een inadequate een beter passende beleving activeren.

VB: schaamte of angst voor verlating –> krachtige woede en trots of een mededogen met zichzelf

21
Q

Wat zin 5 kenmerken van emotieregulatie?

A
  1. BEWUST ZIJN
  2. VERDRAGEN
  3. VERWOORDEN
  4. lijden REGULEREN
  5. BEHOEFTEN BEVORDEREN
22
Q

Wat houdt de positieve motivatietheorie in? (Maslow 1970)

A

BEHOEFTEN ZIJN HIERARCHISCH

Zelfactualisatie
Zelfwaardering
Liefde/erbij willen horen
Veiligheid
Fysiologische behoeften

23
Q

Welke problemen kunnen ontstaan bij een gebrek aan vervulling van Maslow’s pyramide?

A

fysiologische behoeften - basis
veiligheid - neurotisch gedrag
liefde/erbij willen horen - emotionele problemen
zelfwaardering - minderwaardigheid en hulpeloosheid
zelfactualisatie (<1%) - minst sterke behoefte, gemakkelijk afgeremd door ongunstige omgevingsfactoren

24
Q

Noem 3 kritieken op Maslows opvattingen

A
  1. BEWONDERDE PERSONEN
  2. ELITAIR
  3. GEBREK ONDERBOUWING

–> HANDVAT voor ordenen van ervaringen en richting bij persoonlijke ontwikkeling

25
Q

Beschrijf 2 kenmerken van de humanistische benadering

A
  1. Zelfontplooiing
  2. Vrije wil

Uitgaan van uniciteit van het individu. Persoonlijke geschiedenis, persoonlijke context en daardoor unieke beleving van zichzelf in de wereld. Ontwikkelen tot een volwaardig, tevreden individu is taak van ieder mens, zelf roer in handen. Therapeut kan ondersteunen.

26
Q

Wat is het doel van emotiegerichte therapie? EFT

A
  1. Bewustwording
  2. Regulatie van emoties.

Therapeut ondersteunt dat proces volgens uitgangspunten van Rogers.

Persoon bewust te maken van dergelijke negatieve ervaringen en hun effect op zijn/haar acties. Client leren inzien dat hij/zij reageert op gebeurtenissen uit het verleden –> integreren –> meer authentieke tendensen die gericht zijn op het heden.

27
Q

Bij welke andere 3 benaderingen sluit emotiegerichte therapie goed aan?

A

Cognitieve benadering, want informatieverwerkingsprocessen die grotendeels impliciet ons gedrag aansturen in relatie tot de omgeving.

Biologische benadering, want ondersteuning in neurowetenschappelijke evidentie voor het bestaan van emotionele actietendensen.

Genetisch perspectief: Emoties zijn in een gezonde situatie adaptief; gevormd als natuurlijke aanpassing op onze omgeving.

28
Q

Beschrijf elementen die karakteristiek zijn voor het mensbeeld van de humanistische psychologie

A
  1. Uniciteit van de persoon
  2. Subjectiviteit van de persoon
  3. Holisme
  4. Voluntarisme.
  5. Individu is een autonoom en intentioneel wezen
  6. ‘Zelfactualisatie’
29
Q

Hoe staat een volledig functionerend individu in het leven?

A

Alle kenmerkende kwaliteiten komen tot uitdrukking, zodat hij aan zelfactualisatie toekomt. Ervaart vrijheid om autonoom en intentioneel te handelen, goed contact met zijn omgeving, positief, uniek levenspad.

Gekenmerkt door openheid, sensitiviteit, spontaniteit en creativiteit. Hier-en-nu, vertrouwen in eigen vermogens en die van anderen. Verfijnd gevoelsleven dat hem in staat stelt om te genieten van het bestaan

30
Q

Hoe kan zelfactualisering bereikt worden volgens Rogers?

A
  1. Als individu opgroeit en ontwikkelt in een VEILIGE OMGEVING met goede menselijke betrekkingen waarin onvoorwaardelijke positieve waardering voorop staat
  2. Therapeutische relatie langs die lijn vormgeven. Therapeut congruent en empatisch opstellen
  3. Menselijke relatie tussen therapeut en client, therapeut onvoorwaardelijke positieve waardering voor de client tonen