Thema 1: 1.10 Klinische diagnostiek Flashcards

1
Q

Op welke 7 manieren onderscheiden diagnostische methoden zich?

A
  1. Informatiebron - waar komt de info vandaan?
  2. Doelgroep - soms beperkte toepassingsmogelijkheden (bv vanwege leeftijd client, aard psychopathologie, lich klachten, bereidheid mee te werken, motivatie)
  3. Aard van het contact - f2f, schrift, observatie
  4. Mate van standaardisatie
  5. Kwanti of kwali
  6. Categorieel en dimensioneel
  7. Retrospectief en prospectief - info uit verleden (bv eerdere psychische klachten) of nog te verzamelen info (bv week lang klachten noteren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke 7 aspecten voert COTAN (Commissie Toetsaangelegenheden Nederland) kwaliteitsbeoordeling van psychologische instrumenten uit?

A
  1. Uitgangspunten van de testconstructie
    2a. Kwaliteit van het testmateriaal
    2b. Kwaliteit van de handleiding
  2. Normen
  3. Betrouwbaarheid
    5a. Begripsvaliditeit - meet het wat het zou moeten meten?
    5b. Criteriumvaliditeit - voorspelt de test wat het zou moeten voorspellen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 uitgangsputen van de testconstructie meet de COTAN?

A
  1. Meetpretentie
  2. Gebruiksdoel
  3. Theoretische achtergrond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke 3 aspecten meet de COTAN de kwaliteit van testmateriaal?

A
  1. Standaardisatie van items
  2. Instructie
  3. Scoringssysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke 2 aspcten meet COTAN betrouwbaarheid?

A
  1. Test-hertestbetrouwbaarheid
  2. Interne consistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het doel van een klinisch interview?

A
  1. problematiek + achtergrond in kaart brengen
  2. systematische gegevens verzamelen

Ook: gedrag observeren (taal, intonatie, gelaat, kleding, omgangsvormen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een autoanamnese?

A

De betrokken client is zelf de informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een heteroanamnese?

A

Informatie over client inwinnen bij anderen (bv partner, ouders, verzorgers, verwanten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Door welke factoren kan de kwaliteit van informatie in klinisch interview beinvloed worden?

A
  • tal van factoren. Oppassen voor te grote bereidwilligheid mee te werken (sociaal wenselijke antwoorden). vb factoren
  1. verwachtingen client
  2. vermogen of bereidheid mee te werken
  3. concentratieproblemen
  4. verminderd bewustzijn
  5. aanspreekbaarheid
  6. psycholoog: gespreksvaardigheid en theoretisch kader
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 soorten interview ken je?

A
  1. Open, ongestructureerd interview
  2. Semigestructueerd interview
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 5 onderwerpen komen vaak aan de orde in een open interview?

A
  1. Biografische gegevens
  2. Aard van de huidige problematiek
  3. Ontstaan en verloop problematiek
  4. Opvoeding en ontwikkeling (life-events)
  5. Huidige pychosociale omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 2 soorten semi-gestructueerde interviews ken je?

A
  1. SCID: structured clinical interview for DSM–IV disorders
  2. HRSD: hamilton rating scale for depression
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke kenmerken heeft de SCID?

A
  1. Algemene screeningsvragen –> + antwoord –> specifiekere vragen over stoornissen
  2. Training vereist
  3. SCID-I: voor klinische syndromen
  4. SCID-II voor persoonlijkheidsstoornissen
  5. Nadelen: duur, tijdrovend, bewerkelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn 3 kenmerken van gedragsobservaties?

A
  1. (semi)systematische waarnemingen van gedragingen van clienten
  2. Doel: externe omstandigheden, problemen van een client en frequentie waarmee klachten zich voordoen bepalen
  3. Diagnosefase: opsporen verbanden tussen externe omstandigheden en problemen client, of vaststellen frequentie klachten
  4. Meestal ongestructureerde observatie en dagboekjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 3 soorten gedragsobservatie ken je?

A
  1. Zelf-monitoring
  2. Directe observatie
  3. Indirecte observatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn 2 kenmerken van zelfobservatie?

A
  1. Inzicht in frequentie + ernst + omstandigheden klachten
  2. Papieren dagboek (bv registeren mate van pijn, hoeveelheid dwanghandelingen)
17
Q

Beschrijf het verschil tussen directe en indirecte observatie

A

Directe: psycholoog lijfelijk aanwezig
+: zonder tech hulpmiddelen, goedkoper dan indirect
-: observator kan sootren werken en gedrag beinvloeden

Indirect: beeldregistratie
-: duurder dan directe, client op de hoogte brengen van aanwezigheid registratieapparatuur

18
Q

Welke 4 kenmerken van gestandaardiseerde vragenlijsten ken je?

A
  1. Meest toegepaste methode in psychologische diagnostiek
  2. Reeks (gestandaardiseerde) vragen of stellingen over 1 of meer onderwerpen die door betrokkene zelf of naaste worden ingevuld
  3. Beperkte antwoordmogelijkheden, alternatieven
  4. Instructie voor client
19
Q

Welke 2 soorten vragenlijsten ken je?

A
  1. Persoonlijkheidsvragenlijsten: relatief stabiele kenmerken persoonlijkheid meten
  2. Klachtenlijsten: psychopathologische verschijnselen en processen die toestands- en tijdsgebonden zijn meten, variabel
20
Q

Wat is een limitatie van vragenlijsten?

A
  1. Medewerking client nodig (kan ontbreken door bv verwardheid, gebrek aan energie, gebrek aan voldoende taalvaardigheid)
21
Q

Noem 4 voorbeelden van gestandaardiseerde vragenlijsten

A
  1. NPV-2: Nederlandse Persoonlijkheidstest.
  2. MMPI: Minnesota Multiphasic Personality Inventory
  3. NEO-PI-R: Neoroticism Extraversion Openness Personality Inventory - Revised
  4. SSCL-90: Symptom Checklist
22
Q

Wat zijn kenmerken van de NVP-2?

A
  1. 140 items
  2. Meet 7 persoonlkjheidseigenschappen: inadequatie of neuroticisme, sociale inadequatie, rigiditeit, verongelijktheid, zelgenoegzaamheid, dominantie, zelwaardering
  3. Hangleiding bevat grote normgroepen waarmee de scores van een individuele client vergeleken kunnen worden
23
Q

Welke kenmerken heeft de MMPI?

A
  1. 567 items, akoord/niet akkoord
  2. 10 klinische schalen: hypochondrie, depressie, hysterie, psychopathische deviatie, masculiniteit/femininiteit, paranoia, psychasthenie, schizofrenie, hypomanie, sociale introversie
  3. controleschalen (bv mate defensiviteit, sociale wenselijkheid)
24
Q

Welke kenmerken heeft de NEO-PI-R?

A
  1. 240 vragen
  2. Big five: neuroticisme, extraversie, openheid, altruisme, conscientieusheid
  3. Elke dimensie bevat 6 samenstellende facetten
25
Q

Welke kenmerken kent de SCL-90?

A
  1. Meest gebruikte krachtenlijst
  2. 90 items
  3. 8 klachtengebieden: angst, agorafobie, depressie, somatishce klachten, insuffiecientie van denken en handelen, wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit, hostiliteit, slaapproblemen
  4. Clienten moeten aangeven hoeveel last zij van de klachten hadden in afgelopen week
26
Q

Welke 3 kenmerken hebben intelligentietests?

A
  1. Opdrachten van oplopende moeilijkheidsgraad die de client in een beperkte tijd moet uitvoeren
  2. Doel: vaststellen intelligentieniveau, achteruitgang intelligentie, verschillen intelligentiegebieden; verband met psychopathologische verschijnselen
  3. Hogere score op ‘stabiele’ subsets (bv verbaal) –> intelligentie achteruit gegaan
  4. Ook bij clienten met problemen bij werk of opleiding: problemen en daaruit voortvloeiende emotionele gedragsproblemen kunnen soms worden herleid tot te hoge eisen die het werk of de opleiding aan de client stelt
27
Q

Wat zijn 2 voorbeelden van intelligentietests?

A
  1. WAIS-IV: Wechsler Adult Intelligence Scale: 15 subsets –> algemene intelligentiescore en 4 subscores: verbaal begrip, perceptuele organisatie, verwerkingssnelheid, werkgeheugen
  2. GIT-2: Herziene Groninger Intelligentie Test: 9 subsets, meet: woordkennis, rekenen, ruimtelijk inzicht, logisch redeneren
28
Q

Welke 5 kenmerken hebben projectieve methoden?

A
  1. Bestaan uit platen met (ongestructureerde) afbeeldingen, zinnen of blanco vel papier waarbij de client naar eigen inzicht een reactie moet geven
  2. Doel: Informatie te verkrijgen over de innerlijke drijfveren van de client.
  3. Veronderstelling: client projecteert persoonlijkheidseigenschappen in de test –> inzicht over innerlijke drijfveren
  4. Toepassing: clinici vanuit psychodynamisch referentiekader
  5. Betrouwbaarheid laag
29
Q

Noem 2 voorbeelden van projectieve methoden

A
  1. Rorschach
  2. TAT: Thematic Apperception Test
30
Q

Noem kenmerken van neuropsychologisch onderzoek

A
  1. INFORMATIEVERWERKING TESTEN (geheugen, aandacht, waarneming, herkenning, taalgedrag)
  2. Doel: PSYCHOLOGISCHE CORRELATEN van (afwijkende) HERSENFUNCTIES onderzoeken
  3. VERBAND PSYCH PROBLEMEN EN NEUROL DEFECTEN
  4. Inschattingen van psychologische indicatoren van specifieke neurologische afwijkingen en de gevolgen van hersenafwijkingen
  5. DIFFERENTIELE DIAGNOSTIEK (bv onderscheid depressieve stoornis en dementie); res belangrijk voor vervolgstap behandeling/begeleiding
31
Q

Op welke 3 manieren kunnen psychische problemen verband houden met neurologische defecten of organische factoren?

A
  1. Hersenbeschadiging oorzaak disfunctioneren client
  2. Veroudering hersenen –> psychische gevolgen
  3. Verband psychopathologie en veranderingen in neuropsychologische functies
32
Q

Welke 3 voorbeelden van neuropsychologische tests ken je?

A
  1. Bourdon-Wiersma-test
  2. 15-woorden test
  3. Wisconsin Card Sorting Test
33
Q

Welke 3 aspecten zijn belangrijk bij interpretatie van klinische diagnostiek?

A
  1. Weinig in literatuur
  2. Probleem: ontbreken adequate normgegevens; subjectieve voorkeuren en opvatting psycholoog ipv theoretische modellen
  3. DTP: dynamisch theoriegestuurde profielinterpretatie: persoonlijkheidsorganisatie Kernberg; verklaring voor het ontstaan en voortbestaan van psychopathologie onderzocht
34
Q

Welke 4 aspecten van rapportage zijn belangrijk?

A
  1. Na info verzamelen en interpreteren
  2. Belang client voorop, ethische aspecten
  3. Leer je ‘on the job’
  4. Belang afstemmen rapport op het begripsniveau van client en toevoegen + aspecten diens functioneren
35
Q

Benoem een voordeel en nadeel van open interview tov semi-structured

A

+: Bij semigestructureerde hogere kosten + en tijdsinvestering voor het trainen van de interviewers in de specifieke afname van het interview.

-: lage interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.

36
Q

Welke 6 klassen diagnostische instrumenten kunnen worden ingezet voor klinische diagnostiek?

A
  1. Klinisch interview
  2. Gedragsobservatie
  3. Vragenlijsten
  4. Intelligentietest
  5. Projectieve methoden
  6. Neuropsychologisch onderzoek