tentamenvragen 2a2 Flashcards
Bij patiënten waarbij er sprake is van niet-op-afstand gemetastaseerd mammacarcinoom (M0) en de indicatie voor systemische therapie reeds gesteld is, kunnen er medische redenen zijn waarom neo-adjuvante chemotherapie de voorkeur heeft.
Noem drie medische redenen. (3p)
- Mogelijkheid tot monitoren van de respons op systemische therapie (1p)
- Mogelijkheid tot tumorverkleining bij tumoren die bij aanvang niet borstsparend te opereren zijn maar aan het einde van de chemotherapie mogelijk wel zodat een lumpectomie mogelijk is (“lumpectabel” maken) (1p)
- Tijd voor verrichten van klinisch genetisch onderzoek waarbij de uitslag mede bepalend is voor het type borstoperatie waar een patiënt voor kiest (1p)
- Snel een behandeling bieden voor het ‘ hele lichaam ‘ in plaats van alleen lokaal (1p)
Bij aangezichtsreconstructies kan worden gekozen voor de ‘reconstructieve lift’ of de ‘reconstructieve ladder’.
Leg in maximaal 50 woorden uit waarom vaker wordt gekozen voor de reconstructieve lift dan voor de reconstructieve ladder en benoem hierbij het primaire doel van een aangezichtsreconstructie. (2p)
- Het doel van een aangezichtsreconstructies is om zowel functioneel als esthetisch het beste resultaat te krijgen.
- Als het eindresultaat (functioneel en/of esthetisch) beter wordt met een meer complexe oplossing, wordt voor de lift gekozen i.p.v. de ladder.
Casus 4/4
Om verscheidene redenen wordt er bij patiënten soms een tijdelijk stoma aangelegd. Het blijkt dat na opheffen van het stoma er vaker dan gewenst een littekenbreuk op de stomaplek optreedt. Sommige chirurgen denken dat je door middel van het plaatsen van een gaasje (in het Engels heet dat mesh) tijdens de reconstructie littekenbreuken kunt voorkomen.
Bij de kwaliteitsbeoordeling van RCT’s moet je zowel naar ‘blindering’ als naar ‘allocation concealment’ kijken.
Bij de beoordeling van deze twee factoren verschilt; a) naar welke actoren je kijkt, en b) het moment in de studie waarover de factor gaat.
Bespreek in maximaal 50 woorden voor zowel ‘blindering’ als ‘allocation concealment’, naar welke actoren en naar welk moment in de studie je moet kijken. (4p)
- Bij Blinderen kijk je naar Patiënt/Behandelend arts en Effectbeoordelaar, bij AC naar de persoon die de randomisatie doet. (2p)
- Blinderen gaat over de periode na randomisatie, AC over de periode tot aan randomisatie. (2p)
Een patiënt met een klinisch T3N0M0 spierinvasief urotheelcarcinoom van de blaas is kandidaat voor radicale cystectomie. In principe zal deze operatie vooraf worden gegaan door neoadjuvante chemotherapie waarbij cisplatinum essentieel is.
Noem vier patiëntgebonden factoren die een contra-indicatie vormen voor behandeling met cisplatinum bevattende chemotherapie. (4p)
- Slechte nierfunctie (GFR<60 ml/min)
- Gehoorstoornissen
- Polyneuropathie
- Actueel cardiovasculair lijden
- De performance status van de patiënt
Viro-immunotherapie maakt gebruik van oncolytische virussen. Deze virussen herkennen en doden tumorcellen, terwijl zij geen schade aanrichten in gezonde cellen en weefsels. Naast het direct doden van cellen, activeren deze virussen ook het immuunsysteem zodanig dat tumorcellen worden opgeruimd. Er worden wereldwijd in (pre-)klinische trials al verschillende oncolytische virussen gebruikt. Binnen het Erasmus MC wordt onderzoek gedaan naar het Newcastle Disease virus om dit toe te passen als oncolytisch virus.
Benoem 2 voordelen en 2 nadelen van het gebruik van het Newcastle disease virus ten opzichte van het gebruik van andere oncolytische virussen in de viro-immunotherapie. (4p)
Geef je antwoord in maximaal 60 woorden.
Voordelen:
1. Het is een animaal virus, geen ziekteverwekker voorde mens, dus veilig voormens
2. Genetische manipulatie mogelijk
3. Effectiviteit wel al bewezen door middel van klinische trials
Nadelen:
1. Tot nu toe een te lage effectiviteit in klinische trials
2. Veiligheid voor het milieu( pluimvee)
Je bent huisarts. Je ziet op je spreekuur een 25-jarige jongedame met wisselende koorts en keelpijn sinds 2 weken. Laboratoriumonderzoek
toont een hemoglobine van 4.2 mmol/ (referentie 7.5-10.0 mmol/L), leukocyten 3.1x10^9/L (ref 5-10 x10^9/L) en trombocyten 90 x10^9/L (ref 150-400 x10^9/L). Je besluit patiënte direct in te sturen naar de Spoedeisende Hulp.
Aan welke diagnose denk je als eerste en welk aanvullend onderzoek wordt als eerste op de SEH gedaan? (2p)
- Gezien de pancytopenie met koorts denkt men in 1e plaats aan een acute leukemie (AML/ALL). (1p)
- Het eerste en snelste onderzoek om deze diagnose aan te tonen is een (handmatige) leukocyten differentiatie. (1p) (max 2 p)
Noem twee manieren om een gebied van DCIS voor de operatie te lokaliseren, waarbij mammasparend zal worden
geopereerd?
- Draad/ Draden
- Jodiumbron/ meerdere bronnen
- Technetium-99m (ROLL)
Geef vier voorbeelden van late toxiciteit van adjuvante radiotherapeutische behandeling van een T3N2 mammacarcinoom
die zou kunnen ontstaan. (4p)
Fibrose
Teleangiectasieen
Radiatiepneumonitis
Longfibrose
2e prim longtumor
2e prim mammatumor
Hartschade
Hypothyreoidie
Lymfoedeem van de arm
Atrofie van de mamma
Hyperpigmentatie
Functieverlies melkproductie
Ribfracturen
Wat is een ‘patient derived xenograft’ en hoe wordt die gemaakt? (3p)
Het is een menselijke tumor (1p) die wordt doorgekweekt in een muis (1p). Een stukje van de tumor wordt in een immuundeficiënte muis (1p)
geïmplanteerd en groeit daar uit tot een tumor, die opnieuw getransplanteerd kan worden. (Max 3 p)
Wat wordt bedoeld met de term Deficit incidence? (4p)
Daling van de borstkanker incidentie onder de baseline incidentie (1p) in de leeftijdsgroep die niet meer in aanmerking komt voor screening (3p).
Beschrijf twee kenmerkende verschillen tussen lobulair mammacarcinoom en invasief mammacarcinoom NST. (2p)
- Diagnostiek is vaak lastiger (1p),
- ander metastaseringspatroon (1p),
- vaak minder chemotherapie gevoelig (1p)
Noem drie specifieke lokalisaties van uitzaaiingen die relatief vaak voorkomen bij lobulair mammacarcinoom. (3p)
leptomenigeaal, naar ovaria, rondom holle organen, peritonitis carcinomatos (3p)
De pathologische en moleculaire analyse van een tumorbiopt dat wordt afgenomen na afloop van deelname aan een fase I studie kan
verschillende resultaten tonen.
Beschrijf in maximaal 40 woorden wat deze pathologische en moleculaire analyses zouden kunnen tonen in een tumor die
heeft gerespondeerd op blootstelling aan de compound, en in een tumor die duidelijk progressie toonde na studiedeelname.
(4p)
- Respons; relevante target of pathway is geremd, tumor is avitaal/necrotisch geworden
- Progressie; Je kunt relevante pathway nog aantonen, tumor is vitaal, secundaire mutaties aantoonbaar
Tijdens een normale lytische infectie met het humaan papillomavirus (HPV), stimuleert E7-eiwit de proliferatie van de gastheercel.
Beschrijf in maximaal 50 woorden het werkingsmechanisme van het E7-eiwit. (3p)
- E7 bindt aan pRB (1pt)
- waardoor E2F vrijkomt (1pt);
- E2F is nu in staat expressie van celcyclus regulerende genen te stimuleren. (1pt)
Noem drie redenen om bij een patiënte die recent gediagnostiseerd is met mammacarcinoom onderzoek in te zetten naar
afstandsmetastasen? (3p)
- cT4; Bij een patient met een in de huid doorgroeiend mammacarcinoom
- pN2/3; Bij een patient met palpabele okselklieren
- Bij een patient die tevens rugpijnklachten heeft
- Als er eerder in dezelfde borst kanker heeft gezeten
- tweede primair mamacarcinoom in zelfde borst waarbij een recidief mammacarcinoom niet is uitgesloten
Het is van belang dat targeted therapieën zijn getest in (meerdere) klinisch relevante- onderzoeksmodellen.
1. Waarom is dat belangrijk? (2p)
Beschrijf je antwoord in maxinaal 50 woorden
2. Noem twee voorbeelden van preklinische modelsystemen. (2p)
3. Noem tenminste één beperking van elk model. (2p)
- Targeted therapieën moeten kunnen aantonen dat het gerichte aanpakken van het specifieke target werkelijk resulteert in vermindering
van tumorgroei of tumorprogressie - Meerdere modellen zijn nodig om aan te tonen dat het gevonden effect niet veroorzaakt wordt door een afwijking alleen in dat specifieke
model, maar dat het remmen van dezelfde target in meerdere modellen een vergelijkbare effect laat zien.
2.
1. Xenograft-model (PDX) waarin tumorweefsel van een patiënt groeit in een immuun-deficiënte muis
2. Ex vivo weefselplakjes (tissue slices) van (patient)tumoren/biopten
3. In vitro 2D of 3D (organoid) celkweken van (patient)tumoren/biopten/CTCs
3.
1. PDX: muis-achtergrond, cross-species verschillen, geen immuunsysteem, PK issues bij behandeling
2. Tissue slices: geen vascularisatie, beperkte houdbaarheid, beperkte assay-tijd
3. 2D/3D kweken: risico op selectie van (tumor)cellen, geen vascularisatie, optimale groeicondities verschillend van biologische omgeving
Noem de twee belangrijkste eisen van een veilig en twee van een effectief werkend oncolytisch virus. (4p)
- Veilig
Veilig voor zowel gastheer (niet ziekteverwekkend voor patiënt) als mensen EN DIEREN in de omgeving)
Wordt niet geïncorporeerd in het genoom en kan niet recombineren met andere virussen (niet muteren) - Effectief:
Induceert Oncolyse van cellen (tumor degeneratie)
Opwekken van - of verbeteren van- tumor gerichte immuun response
Er is een aantal zwaarwegende argumenten waarom vroegklinisch onderzoek (fase I studie) alleen kan plaatsvinden bij patiënten in een
(voor de omstandigheden) goede klinische conditie
Geef hiervoor twee argumenten. (4p)
- Bij een patiënt in goede conditie is de kans op een positief effect (respons) groter dan in geval van een slechte conditie
- Bij een patiënt in goede conditie is de kans op een negatief effect (bijwerkingen) effect kleiner dan in geval van een slechte conditie
- Bij studies in patiënten met een slechte conditie is de kans groter dat een potentieel medicament op onterechte gronden vroegtijdig
“sneuvelt” (de term pharmacoptosis alleen is niet voldoende)
Geef twee redenen en leg uit waarom vrouwen ouder dan 75 jaar niet meer worden uitgenodigd om deel te nemen aan het
bevolkingsonderzoek. (4p)
- Overdiagnose (1 punt) Oudere vrouwen hebben een kortere resterende levensverwachting en bovendien zijn tumoren bij oudere
vrouwen vaker langzaam groeiend. Daardoor is de kans op overdiagnose groter bij oude vrouwen dan bij jongere vrouwen (1 punt). - Kleiner effect van screening (1 punt) De kans dat een sterfgeval voorkomen wordt is kleiner, en áls er een sterfgeval voorkomen wordt, is
het aantal gewonnen levensjaren kleiner (1 punt).
Noem 4 criteria waaraan een familie waarin borstkanker voorkomt moet voldoen om te spreken van familiair borstkanker en er een indicatie is voor genetisch onderzoek. (4p)
- Eén patiënt met mammacarcinoom <40 jaar
- Bilateraal mammacarcinoom met eerste tumor <50 jaar
- Mammacarcinoom met meerdere tumoren in 1 borst met de eerste tumor <50 jaar
- Triple negatief* mammacarcinoom <60 jaar
- Mammacarcinoom <50 jaar en prostaatcarcinoom <60 in dezelfde tak van de familie
- Man met mammacarcinoom
- Twee of meer eerstegraads verwanten met mammacarcinoom beiden gediagnosticeerd voor het 50e jaar
- Drie of meer eerste- en tweedegraads verwanten in dezelfde tak van de familie met mammacarcinoom, waarvan ten minste één tumor voor het 50e jaar is vastgesteld
- Eén patiënt met epitheliaal ovarium/tuba/extra-ovarieel primair peritoneaal carcinoom, ongeacht diagnoseleeftijd
Je bent chirurg en een 44-jarige fitte patiënt met een slokdarmcarcinoom met multipele lymfekliermetastasen in het mediastinum en in de
hals wordt in het MDO van het Academisch Ziekenhuis besproken in het kader van een tweede mening. In het MDO wordt het voorstel
besproken om chemotherapie te geven. Indien er na deze behandeling een goede respons is, wordt eventueel een operatie overwogen.
In welke categorie plaatsen we deze chemotherapie en wat is het principe dat hieraan ten grondslag ligt. (2p)
Inductie chemotherapie, conversiechemo: palliatief naar in opzet curatief (2p)
Wat is je doel bij een reconstructieve ingreep in het gelaat na het verwijderen van een huidtumor? (3p)
- Sluiten open wond en beschermen onderliggende vitale structuren
- Herstel van functie (bv. sluiten oog, positie wenkbrauw, orale continentie, glimlach, doorgankelijkheid neus)
- Herstel van vorm/kleur/contour/esthetiek
- Minimale donormorbiditeit
Welke drie elementen van het lichamelijk onderzoek doe je om in te schatten wat de klinische stadiering is bij een plaveiselcelcarcinoom? (3p)
- Opmeten van de tumor/meten/ grootte bepalen
- Voelen of de tumor los is van de onderlaag/voelen of hij vastzit
- Lymfeklieren HH palperen/voelen naar lymfeklieren
Noem vier lange termijn complicaties van een urinedeviatie volgens Bricker (urostoma). (2p)
- Parastomale hernia
- metabole acidose
- nierfunctieverslechtering
- stenose van de ureter-Bricker anastomose