tentamenvragen 2022 Flashcards

1
Q

Verklaar waarom longtumoren die door roken veroorzaakt zijn vooral veel G naar T mutaties bevatten in hun DNA, terwijl G
naar A of G naar C mutaties veel minder vaak voorkomen. (4p)

A
  • Benzo-a-pyreen (1p) uit sigarettenrook bindt covalent aan G nucleotiden
  • en veroorzaakt een GBPDE adduct (1p).
  • Hierdoor wordt bij replicatie niet een C, maar een A ingebouwd in de tegenoverliggende DNA streng (1p),
  • en dus verandert C naar A, wat hetzelfde is als G naar T in de complementaire streng (1p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In de oncologie kunnen kleine veranderingen in eiwitten van groot belang zijn. Met next generation sequencing wordt informatie verkregen over RNA geïsoleerd uit tumoren (RNA-seq).

  1. Is RNA-seq een geschikte methode om oncogene mutaties in eiwitten op te sporen? (1p)
    Motiveer je antwoord in maximaal 20 woorden.
  2. Zijn traditionele micro-array of RT-qPCR analyses hiervoor geschikt? (1p)
A
  1. Ja. Met RNA-seq krijg je sequentie informatie over alle genen (exons) die tot expressie komen (1p).
  2. Nee. Met deze methodes moet je van tevoren weten welke genen en sequenties je wilt bekijken. Met RNA-seq kun je onbekende mutaties
    in genen (exon) opsporen (zie 1) (1p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Wat is het meest waarschijnlijke type leukemie bij deze patiënt dat past bij dit microscopisch beeld? (1p)
  2. Geef drie morfologische argumenten die deze diagnose ondersteunen. (3p)
A
  1. AML (1p)
  2. allemaal dezelfde cellen (uniform beeld) 1p,
    aangevuld met combinatie van de volgende argumenten (max. 2p): per argument 1p;
    cellen zijn blasten;
    cellen zijn groot; hebben basofiel cytoplasma;
    kernen hebben dispers chromatine;
    kernen hebben nucleoli;
    cellen hebben een grote kern:cytoplasma verhouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De aanwezigheid van een circadiane klok in nagenoeg alle vormen van leven en het feit dat de moleculaire oscillator meerdere malen
tijdens de evolutie is ontstaan impliceert een belangrijke rol voor dit biologisch klokwerk.

Welk twee evolutionaire voordelen biedt het hebben van een circadiane klok? (2p)

A
  • Zorgt er voor dat het lichaam anticipeert op dagelijkse veranderingen in de omgeving (1 punt)
  • Geeft tijdstructuur aan ons lichaam. (1 punt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In 2014 werd de PARP-remmer olaparib goedgekeurd voor gebruik bij ovariumkanker met gemuteerde BRCA1 of BRCA2 genen. De werking
van deze remmer berust op het principe van ‘synthetische letaliteit’.
1. Leg uit wat synthetische letaliteit in deze situatie betekent. (2p)
Motiveer je antwoord in maximaal 20 woorden.
2. Hoe werkt dit bij PARP-remmers? (3p)
Motiveer je antwoord in maximaal 40 woorden.

A
  1. Synthetische letaliteit betekent dat de remmer alleen in combinatie (1p) met de genmutatie leidt tot celdood (1p).
  2. PARP-remmers veroorzaken dubbelstrengs breuken tijdens de S-fase van de celcyclus (ook goed als genoemd wordt dat reparatie van
    enkelstrengs breuken geremd is) (1p), die vervolgens door homologe recombinatie gerepareerd moeten worden (1p), een proces dat niet goed meer werkt bij mutaties in een BRCA gen (1p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij diverse tumoren komen zogenaamde paraneoplastische syndromen voor die zich uiten als endocrinopathieën. Ze worden niet direct door tumor- of metastase-locatie verklaard.

Noem twee voorbeelden van dergelijke paraneoplastische syndromen en noem de factor die hierbij een pathogene rol speelt. (2p)

A
  • Polycythaemia / erythropoetine
  • Hypoglycemie/ insuline
  • SIADH/ ADH-natriuretic hormone
  • Cushing/ acth of acth like
  • Hypercalciemie/ parathyroid-related of TGF-alfa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij de beeldvorming van een patiënt met een longcarcinoom wordt een vergrote bijnier gezien.
Je bent patholoog en er wordt uit deze laesie gebiopteerd.

Welke twee histologische diagnoses in de bijnier moet je in elk geval overwegen? (2p)

A

Bijnierschors adenoom/ Bijnierschorscarcinoom/ Metastase van het longcarcinoom/ Een ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Noem twee structuren die belangrijk zijn om epitheelcellen aan elkaar te hechten? (2p)
  2. Welk eiwit speelt een belangrijk rol in cel-cel verbinding van epitheelcellen. (1p)
  3. Welke molecuul verschaft intracellulaire stevigheid? (1p)
A
  1. Desmosomen (1p) en adherente juncties (1p) (adhesion belts) / tight junctions (1p) (max 2p)
  2. E-cadherine (1p)
  3. Actine (1p) / keratine (1p) (max 1 p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je studiegenoot leest onderstaand artikel en begrijpt niet zo goed waarom je bij blaaskanker de primaire tumor, niet of nauwelijks kan afbeelden, maar de metastasen wel. Omdat jij net het college Nucleaire beeldvorming hebt gehad, vraagt zij aan jou om uit dit uit te leggen.

Delayed post-diuretic 18F-FDG PET/CT: can it help in determination of the best clinical decision for muscle invasive urinary bladder cancer patients? 18F-Fluorodeoxyglucose positron emission tomography-computed tomography (18F FDGPET/CT) has been used previously in the staging of the bladder cancer patients. Its main role was to detect regional nodal metastatic spread as well as distant organ metastasis but it was limited in detection of the primary neoplasia and the local tumor recurrence in the urinary bladder.

Wat is de meest waarschijnlijke verklaring? (3p)

A
  • Blaascarcinoom is in de regel een FDG avide tumor (1p).
  • Het radiofarmacon FDG wordt echter uitgescheiden via de urine dus bevindt zich in hoge concentratie in de blaas. Hierdoor is door overstraling van de urine, de activiteit in de tumor vaak niet of nauwelijks zichtbaar (1p).
  • De metastasen daarentegen liggen verder van de blaas af en hebben dus geen last van overstraling en zijn dus wel zichtbaar (1p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je bent een huisarts en er komt een patiënte van 60 jaar bij je op het spreekuur. Ze heeft een vriendin die recent borstkanker heeft gekregen. Ze maakt zich nu zorgen of ze ook borstkanker heeft. Ze heeft niet eerder meegedaan aan het bevolkingsonderzoek borstkanker
en de uitnodiging altijd in de prullenbak gegooid. Ze twijfelt of ze mee moet doen en vraagt jou als huisarts advies over de voor- en nadelen van het bevolkingsonderzoek borstkanker

Noem twee voordelen en twee nadelen van het bevolkingsonderzoek borstkanker. (4p)

A
  • Voordelen:
    Voorkomen sterfte aan borstkanker
    Voorkomen ziektelast (morbiditeit) van de ziekte/diagnose in een vroeg stadium
    Voorkomen morbiditeit van de behandeling / diagnose in vroeg beter behandelbaar stadium
    Terechte geruststelling
    Positief beinvloeden van risicogedrag
  • Nadelen:
    Overdiagnose
    Belasting en complicaties van de screening test en diagnostische test
    Fout-positieven – onnodige diagnostische test (alleen fout-positieven is voldoende voor 1 punt)
    Fout-negatieven – onterechte geruststelling met potentieel uitstel diagnose (alleen fout-negatieven is voldoende voor 1 punt
    Nevenbevindingen
    Psychische belasting van de test
    Negatief beïnvloeden van risicogedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem drie ‘Hallmarks of cancer’ die wel kenmerkend zijn voor tumoren, maar die niet (alleen) gaan over kenmerken van
tumorcellen, maar vooral over de interactie van tumorcellen met de omringende normale cellen. (3p)

A
  • Angiogenese (vorming van nieuwe bloedvaten),
  • invasie en metastasering,
  • tumor bevorderende ontsteking
  • ontwijking van het immuunsysteem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Patiënten met Familiale Polyposis coli (FAP, dragers van inactiverende mutaties in het APC gen) krijgen tientallen tot honderden poliepen in
hun dikke darm. Alhoewel dit een hoog aantal is, zijn er nog miljoenen cellen in de darm die niet uitgroeien tot een poliep.

Hoe kan dit verklaard worden? (2p)

A
  • Het tweede APC gen moet geïnactiveerd worden voor een poliep zich kan ontwikkelen (1p).
  • De kans hierop is relatief klein, vandaar dat niet alle cellen tot poliep uitgroeien (1p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In de moleculaire diagnostiek van leukemieën kan men gebruik maken van next generation sequencing technieken om oncogene mutaties
te vinden. Hoewel het mogelijk is om het complete genoom te sequencen, beperkt men zich om praktische redenen vaak tot de exonen van
de genen (whole exome sequencing of WES).

Noem een reden om toch het hele genoom te sequencen.

A

Niet alle oncogene mutaties liggen in exonen. Om mutaties/translocaties buiten exonen te vinden is sequencen van het hele genoom de
aangewezen weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem twee belangrijke verschillen tussen necrose en apoptose. (2p)

A

1- Apoptose treedt op als gevolg van fysiologische signalen en necrose na externe beschadiging. (1p)
2- Bij necrose zwellen de cellen, barsten open wat leidt tot ontstekingsreactie bij apoptose blijft de membraan intact, het veroorzaakt geen
ontstekingsreactie. (1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef drie fundamentele verschillen tussen de dubbelstrengs DNA breuk herstel processen NHEJ (niet-homologe DNA
eindverbinding) en HR (homologe recombinatie). (3p)

A
  • NHEJ direct aan elkaar ligeren /HR uitwisseling DNA strengen tussen DNA moleculen (zuster-chromatide/ homologe chrom.)
  • NHEJ gebruikt geen template, HR wel
  • NHEJ onnauwkeurig/ HR nauwkeurig
  • NHEJ werkt gedurende de gehele celcyclus, HR alleen in de S en G2 fase
  • Er zijn verschillende eiwitten bij betrokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je bent patholoog en ziet een uitzaaiing in het lymfebaan gebied van een tumor. Er zijn geen kenmerken van een lymfklier aanwezig.

Noem twee mogelijke verklaringen. (2p)

A
  • Overgroei van de lymfklier, waarbij de structuur is weggevaagd
  • Uitgroei in een lymfebaan, waarbij er nooit een lymfklier is geweest
  • Ook wordt goed gerekend: beschouw als metastase c.q. hematogeen.
17
Q

Soms leidt een gemetastaseerd proces van vooral carcinomen tot verbreding van lymfbanen in de pleura of in de long.

Wat is de pathogenese (verklaring) van dit fenomeen? (2p)

A

ophoping van tumorcellen/verstopping door tumorcellen in/van de lymfbanen. (2p)

18
Q
  1. Wanneer is een echo abdomen zinvol in de follow up van een 54 jarige patiënt met een Non-Hodgkin lymfoom? (1p)
  2. Beschrijf twee mogelijkheden wat je met de echo van het abdomen kunt opsporen en beschrijf ook tenminste één nadeel
    van de echo. (2p)
    Beschrijf maximaal 5 zinnen.
A
  1. Zinvol bij verdenking op localisatie van het lymfoom in de lever en/of milt of kliermetastasen intra-abdominaal (1p).
  2. Met de echo kunnen levermetastasen, hepatomegalie, splenomegalie, kliermetastasen, vrijvocht, eventueel hydronefrose van de nieren,
    vasculaire afwijkingen, dilatatie galwegen worden opgespoord (1p).
    Nadeel: echo is minder nauwkeurig dan CT; bij de aanwezigheid van levermetastasen kun je eventuele kliermetastasen minder goed zien
    (1p).
19
Q

Geef in maximaal 50 woorden weer wat het verschil is in de doelstelling van inductiebehandeling en neo-adjuvante
behandeling met bijvoorbeeld chemotherapie.(4p)

A
  • Bij neoadjuvante doelstelling zal de systemische behandeling altijd worden gevolgd door een in opzet curatieve vervolgstap (vaak zal dat een operatie zijn), bij inductiebehandeling hoeft dat niet altijd (2p).
  • Een respons van de primaire tumor op neoadjvante behandeling is niet per se nodig; bij inductiebehandeling wel (2p).
20
Q

Noem vier verschillende aspecten die besproken kunnen worden bij Advance Care Planning. (4p)

A

ꞏ Waarden en wensen van patiënten
ꞏ Sociale situatie
ꞏ Wilsverklaringen
ꞏ Wie is de vertegenwoordiger van de patiënt
ꞏ Besluiten rond reanimatie
ꞏ Beslissingen rond behandeling van ziekte/symptomen
ꞏ Voorkeursplaats voor overlijden

21
Q

Een patiënt met een primaire hersentumor (glioblastoma multiforme) wordt verwezen voor radiotherapie. De radiotherapeut constateert dat
er sprake is van een kleine therapeutische ratio.

Leg uit wat dit betekent en noem minstens drie biologische en/of fysische maatregelen die de radiotherapeut kan nemen om
de tumor te kunnen bestralen. (5p)

A
  • Kleine therapeutische ratio: de dosis die nodig is om tumorcontrole te krijgen ligt heel dicht bij de dosis waarna late schade aan een
    gezond orgaan kan ontstaan (2p).
  • 3 maatregelen (3 p per correct item)
    Fractiedosis verhogen (hypofractionering)
    Intensiteits gemoduleerde bestralingstechniek gebruiken
    Kleine marge gebruiken voor PTV; positionering optimaliseren/controleren.
    Bestraling met protonen
    Combinatie met radiosensitizer