tentamenvragen 2021 Flashcards
Welke antigenen spelen een centrale rol in de acceptatie of afstoting van weefsels en dus ook van stamceltransplantaten?
(2p)
Humane leukocyten antigenen (HLA).
Noem drie redenen om bij een patiënte die recent gediagnostiseerd is met mammacarcinoom onderzoek in te zetten naar
afstandsmetastasen? (3p)
- cT4; Bij een patient met een in de huid doorgroeiend mammacarcinoom
- pN2/3; Bij een patient met palpabele okselklieren
- Bij een patient die tevens rugpijnklachten heeft
- Als er eerder in dezelfde borst kanker heeft gezeten
- Tweede primair mamacarcinoom in zelfde borst waarbij een recidief mammacarcinoom niet is uitgesloten
Je bent plastisch chirurg. Je ziet een 47-jarige vrouw met een multicentrisch mammacarcinoom rechts, waarvoor de oncologischchirurg een
ablatio met schildwachtklier procedure wil plannen. Ze komt bij je, omdat ze graag een borstreconstructie wil. Ze heeft nog geen idee hoe of
wat, en laat zich graag door jou voorlichten. Behoudens het mammacarcinoom heeft ze een blanco voorgeschiedenis, ze gebruikt géén
medicijnen en rookt niet. Ze draagt een cupmaat 75B en heeft een BMI van 26.
Er zijn twee overwegingen ten aanzien van de timing van reconstructie, namelijk direct of uitgesteld.
Er zijn twee overwegingen ten aanzien van de techniek van de reconstructie, namelijk autoloog of een prothese.
Noem bij iedere mogelijkheid tenminste één voordeel. (4p)
- voordeel direct: 1 operatie minder, behoud huid-envelop, psychologisch: niet plat
- voordeel uitgesteld: meer bedenktijd, makkelijker te plannen, minder grote operatie in 1 keer
- voordeel autoloog: mooiste/natuurlijkste resultaat. Ook na bestraling mogelijk. Geen ‘onderhoud’ (wissel prothese)
- voordeel prothese: kortere operatie, geen extra littekens, geen risico op afstoting
Een linker hemicolectomie bestaat uit het verwijderen van de delen van het colon vanaf het colon transversum (links, op 1/3 deel van de
flexura) tot aan de colorectale overgang.
Noem twee arteriële structuren (proximaal en distaal) die bij deze procedure moet worden geligeerd (afgebonden). (2p)
- Proximaal: arteria colica media (halve punten: a. mesenterica superior / arcade van Drummond/Riolan) (1p)
- Distaal: arteria mesenterica inferior (halve punten: a. rectalis superior / a. sigmoidalis) (1p)
In welke twee organen bevinden zich het vaakst de uitzaaiingen van gastrointestinale tumoren? (2p)
Lever en long
Noem twee indicaties om bij een patiënt met een primair rectumcarcinoom neoadjuvante chemoradiotherapie te geven. (2p)
- Bedreigde resectiemarge (MRF+)
- T4 rectumcarcinoom
- Positieve lymfklieren (cN+)
Het is van belang dat targeted therapieën zijn getest in (meerdere) klinisch relevante- onderzoeksmodellen.
1. Waarom is dat belangrijk? (2p)
2. Noem twee voorbeelden van preklinische modelsystemen. (2p)
3. Noem tenminste één beperking van elk model. (2p)
- Targeted therapieën moeten kunnen aantonen dat het gerichte aanpakken van het specifieke target werkelijk resulteert in vermindering
van tumorgroei of tumorprogressie - Meerdere modellen zijn nodig om aan te tonen dat het gevonden effect niet veroorzaakt wordt door een afwijking alleen in dat specifieke
model, maar dat het remmen van dezelfde target in meerdere modellen een vergelijkbare effect laat zien.
2. - Xenograft-model (PDX) waarin tumorweefsel van een patiënt groeit in een immuun-deficiënte muis
- Ex vivo weefselplakjes (tissue slices) van (patient)tumoren/biopten
- In vitro 2D of 3D (organoid) celkweken van (patient)tumoren/biopten/CTCs
- Targeted therapieën moeten kunnen aantonen dat het gerichte aanpakken van het specifieke target werkelijk resulteert in vermindering
- PDX: muis-achtergrond, cross-species verschillen, geen immuunsysteem, PK issues bij behandeling
- Tissue slices: geen vascularisatie, beperkte houdbaarheid, beperkte assay-tijd
- 2D/3D kweken: risico op selectie van (tumor)cellen, geen vascularisatie, optimale groeicondities verschillend van biologische omgeving
Je bent bezig om samen met medestudenten een systematisch review te schrijven over de vraag of vitamine D bij patiënten met
zogenaamde “benigne paroxysmale positionele vertigo”(draaiduizeligheid) de kans op heroptreden van de duizeligheid zou kunnen
verkleinen.
Je begint met het opstellen van de PICO.
Geef de P en de C bij deze casus. (2p)
- P: benigne paroxysmale positionele vertigo
- C: leeg , - , standaard of ‘alle mogelijkheden
Er is een aantal zwaarwegende argumenten waarom vroegklinisch onderzoek (fase I studie) alleen kan plaatsvinden bij patiënten in een
(voor de omstandigheden) goede klinische conditie
Geef hiervoor twee argumenten. (4p)
- Bij een patiënt in goede conditie is de kans op respons groter dan in geval van een slechte conditie
- Bij een patiënt in goede conditie is de kans op bijwerkingen kleiner dan in geval van een slechte conditie
- Bij studies in patiënten met een slechte conditie is de kans groter dat een potentieel medicament op onterechte gronden vroegtijdig
“sneuvelt” (de term pharmacoptosis alleen is niet voldoende)
Noem de twee belangrijkste eisen van een veilig en twee van een effectief werkend oncolytisch virus. (4p)
- Veilig:
Veilig voor zowel gastheerals mensen EN DIEREN in de omgeving
Wordt niet geïncorporeerd in het genoom en kan niet recombineren met andere virussen (niet muteren) - Effectief:
Induceert oncolyse van cellen
Opwekken van tumor gerichte immuun response
Noem de twee indicaties voor opioïdrotatie. (2p)
- onvoldoende effect/pijnreductie
- te veel bijwerkingen
Beschrijf twee kenmerkende verschillen tussen lobulair mammacarcinoom en invasief mammacarcinoom NST. (2p)
- Diagnostiek is vaak lastiger (1p)
- ander metastaseringspatroon (1p)
- vaak minder chemotherapie gevoelig (1p)
Noem drie specifieke lokalisaties van uitzaaiingen die relatief vaak voorkomen bij lobulair mammacarcinoom. (3p)
- leptomenigeaal
- ovaria
- rondom holle organen
- peritonitis carcinomatos
Wat wordt bedoeld met de term Deficit incidence en Excess incidence? (4p)
- Daling van de borstkanker incidentie onder de baseline incidentie (1p)
- in de leeftijdsgroep die niet meer in aanmerking komt voor screening (>75 jaar)(3p).
- Excess incidence = extra incidentie, ontstaan door screening in de gescreende leeftijden
Je bent dermatoloog. Op je telefonische spreekuur staat een patiënt waarbij je vorige week een excisie van een plaveiselcelcarcinoom met
een diameter van 1,5 cm hebt gedaan op de kin. Het betreft een 45-jarige patiënt die immuunsuppressie gebruikt ivm een niertransplantatie
10 jaar geleden. Het PA-verslag vermeldt dat het gaat om een slecht gedifferentieerd plaveiselcelcarcinoom met ingroei in de spier,
invasiediepte> 6 mm met perineurale groei, waarbij de snijranden vrij zijn van tumor.
1. Betreft het hier een hoog of een laag risico plaveiselcelcarcinoom? (1p)
2. Noem drie argumenten uit deze casus die jouw antwoord ondersteunen. (2p)
- Hoog of laag risico (1p)
2.
Immuunsupressie
Slecht gedifferentieerd
Invasiediepte> 6mm
Perineurale groei
Ingroei in de spier