Technieken Flashcards

1
Q

Microsatellite

A

Analyse waarbij wordt gekeken naar het aantal repeat van een bepaalde sequentie. Dit is per persoon uniek en bepaalde repeats worden geassocieerd met specifieke ziektebeelden

Microsatellite instability houdt in dat een aantal repeats gemuteerd is een voor genoom instabiliteit zorgt en dus verhoogd risico op kanker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

NGS

A

Next Generation Sequencing

Specifiek miRNA sequencen, waardoor ze makkelijk zijn te bestuderen

mRNA wordt gesequenced, en hiermee wordt een beeld van de celexpressie gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Micro array

A

Hierbij wordt een expressieprofiel van DNA gemaakt.

Op een plaats worden globes bevestigd; van een monster van zieke en controle wordt genomen;
mRNA omgezet in cDNA (mbo reverse transciptase);
cDNA wordt van beide groepen wordt gelabeld met fluorescente kleuring;
beide cDNA’s worden op probes losgelaten. Bij hechting aan probes betekent dat het monster tot expressie kom (=kleuring)

Zo verschil in expressie analyseren bij gezond en ziek weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

SNP array

A

In organisme kan allel A en/of allel B aanwezig zijn voor een bepaalde gen. Dit kan komen door een variatie in het genoom, meestal een nucleotide (SNP).

Omdat een individu 2 kopieën van elk allel heeft, kan je voor een gegeven nucleotide 2 keer allel A hebben (AA), allel A en B (AB) of 2 keer allel B.

Met een SNP-array wordt bepaald welk allel van een gegeven SNP aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PCR

A

Primers kiezen;
gebied tussen primers is het PCR product
primers moeten altijd tegenovergestelde richting hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Massa spectrometrie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Metabolomics

A

Analyse welke metabolieten voorkomen in vloeistoffen (bv bloed)

Onderzoek naar markers voor ziektes

  1. sample preparation
  2. massa spectromie
  3. identificatie mbv database computer
  4. herkennen patroon
  5. Biomarker herkennen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

proteomics

A

Analyseren van alle eiwitten in cellen van een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

micro RNA (miRNA)

A
  1. Gecodeerd in DNA
  2. Gespliced door Drosha en Dicer
  3. Ingebouwd in RISC complex

rol: repressie translatie of afbraak van mRNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

RNA interferentie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Analyse DNA

A

FISH, PCR, sequencing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Analyse DNA

A

RNA blot, RT-PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Analyse eiwitten

A

Western-blot, immunokleuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

FISH

A

Probe DNA labelen (fluorescentie)
Denatureren van DNA
Hybridiseren; als complementaire probe aanwezig is, kan het nu aan het enkelstrengs DNA binden en worden aangetoond met fluorescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

PCR

A

Opsporen translocatie
Meten MMR activiteit
extreem gevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Westernblotting

A

eiwit analyse naar specifieke eiwitten
- eiwitten gescheiden door elektroforese
- fluorescentie geeft banden

informatie over grootte, hoeveelheid en modificaties van eiwitten