Taak 3 Flashcards
Wat is een gemeenschappelijke eigenschap van mensen met paranoïde, schizotypische en schizoïde persoonlijkheidsstoornissen (PD)?
Mensen met paranoïde, schizotypische en schizoïde PD’s hebben een gemeenschappelijke afkerigheid om met anderen te interacteren en een verminderde capaciteit voor empathisch begrip van emoties. Ze worden vaak als vreemd en excentriek beschouwd.
Hoe verschilt vermijdende persoonlijkheidsstoornis (avoidant PD) van paranoïde, schizotypische en schizoïde PD’s in termen van empathie?
In tegenstelling tot cluster A PD’s (paranoïde, schizotypische, schizoïde), zijn mensen met vermijdende persoonlijkheidsstoornis vaak empathisch, ondanks hun verlegenheid.
Waarom zijn mensen met paranoïde, schizotypische en schizoïde PD’s minder vatbaar voor psychodynamische therapieën?
Mensen met deze PD’s zijn vaak bewaakt, niet zelfonthullend en moeilijker te behandelen met psychodynamische therapieën door hun gesloten houding en gebrek aan zelfonthulling.
Wat is een prototypische eigenschap van de drie cluster A persoonlijkheidsstoornissen?
Paranoïde PD: Achterdocht
Schizotypische PD: Excentriciteit
Schizoïde PD: Emotionele afstandelijkheid
Welke verdedigingsmechanismen worden vaak geassocieerd met paranoïde, schizoïde en schizotypische PD? (Per stoornis)
Paranoïde PD: Externalisatie en schuld bij anderen leggen
Schizoïde PD: Afwijzing (dismissiveness)
Schizotypische PD: Mix van paranoïde en schizoïde verdedigingsmechanismen
Hoe beïnvloedt de mix van persoonlijkheidstrekken de vatbaarheid voor behandeling?
De mix van cluster A persoonlijkheidstrekken beïnvloedt de vatbaarheid voor behandeling. Iemand met schizotypische of schizoïde trekken en antisociale kenmerken is bijvoorbeeld minder vatbaar voor therapie.
Wat is een kenmerk van het paranoïde spectrum aan de psychotische kant?
Aan het psychotische eind van het paranoïde spectrum komen vastgeroeste wanen voor, zoals pathologische jaloezie of onverzettelijke overtuigingen. Deze wanen fungeren vaak als verdediging tegen gevoelens van zwakte of onzekerheid.
Wat zijn belangrijke therapeutische strategieën voor het werken met paranoïde persoonlijkheidsstoornis (PPD)?
Therapeuten moeten tactvol zijn en confrontaties vermijden, omdat deze protest en afwijzing opwekken. De beste strategie is om de wereld van de patiënt te betreden zonder de verstoorde aannames volledig te onderschrijven, maar met acceptatie van mogelijke kernwaarheden.
Welke behandeling is nuttig voor schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD)?
Dynamische psychotherapie, cognitieve gedragstherapie (CGT) en ondersteunende therapie worden toegepast, maar geen enkele is bewezen effectief door RCT’s.
Behandeling wordt bemoeilijkt door de diversiteit in symptomen en de neiging tot drugsgebruik.
Hoe kan farmacotherapie worden ingezet bij schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD)?
Antipsychotica kunnen nuttig zijn bij patiënten met schizofrenieachtige trekken.
Anxiolytica helpen bij patiënten met angst.
Een lage dosis risperidon is nuttig bij sommige patiënten.
Bij paranoïde trekken is medicatie vaak niet effectief.
Wat zeggen sommige onderzoekers over schizoïde en paranoïde persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-5?
Sommige onderzoekers betogen dat schizoïde en paranoïde persoonlijkheidsstoornissen uit de DSM-5 moeten worden verwijderd, vanwege het gebrek aan onderzoek en bewijs.
Wat zijn de twee benaderingen van schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD)?
STPD als een minder ernstige variant van schizofrenie binnen het schizofrenie spectrum, genetisch gerelateerd aan schizofrenie.
STPD als een variatie van normale persoonlijkheidstrekken.
Hoe wordt schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD) vaak geconceptualiseerd in relatie tot schizofrenie?
STPD wordt gezien als een schizofrenie spectrumstoornis, waarbij ‘schizotypisch’ betekent ‘zoals schizofrenie’. Het wordt beschouwd als een mildere vorm van schizofrenie, genetisch gerelateerd.
Wat suggereert de genetische link tussen schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD) en schizofrenie volgens onderzoek?
Onderzoek, zoals dat van Kendler et al. (1995), toont aan dat familieleden van mensen met schizofrenie een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van STPD, in vergelijking met familieleden van mensen met stemmingsstoornissen of controlepersonen.
Wat heeft Kendler & Walsh (1995) ontdekt over de relatie tussen schizofrenie en schizotypische PD bij familieleden?
Kendler & Walsh (1995) ontdekten dat broers en zussen van mensen met schizofrenie én een ouder met schizotypische PD een verhoogd risico hadden op schizofrenie, maar niet op stemmings- of angststoornissen.
Wat is het bewijs voor schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD) als voorloper van schizofrenie?
Studies bevestigen dat 20-50% van mensen met schizotypische persoonlijkheidsstoornis uiteindelijk schizofrenie ontwikkelt, wat STPD ondersteunt als een voorloper van schizofrenie.
Wat is het verschil tussen schizotypy en schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD)?
Schizotypy: Een latente persoonlijkheidsorganisatie die de vatbaarheid voor schizofrenie weerspiegelt.
STPD: Een stoornis op het schizofrenie-spectrum, met symptomen die vaak ernstiger zijn dan schizotypy, maar minder ernstig dan schizofrenie.
Wat betekent de heterogeniteit van schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD)?
Net als schizofrenie is STPD heterogeen, wat betekent dat het zich bij verschillende mensen anders kan uiten in termen van symptomen, cognitieve functies en uitkomsten. De symptomen kunnen variëren van positief (bijv. magisch denken) tot negatief (bijv. gebrek aan vrienden) en gedesorganiseerd.
Welke drie factoren identificeerde Bergman et al. (2000) bij schizotypische persoonlijkheidsstoornis (STPD)?
- Cognitieve/perceptuele symptomen (positief, zoals wanen en hallucinaties).
- Desorganisatie (gedesorganiseerd gedrag en spraak).
- Interpersoonlijke symptomen (negatief, zoals sociale terugtrekking).
Wat zijn de vijf factoren die Cmielewski & Watson (2008) identificeerden bij schizotypy?
- Vreemde overtuigingen en ervaringen.
- Wantrouwen.
- Excentriciteit (desorganisatie).
- Sociale anhedonie.
- Sociale angst.
Welke zes factoren vond Kendler et al. (1995) in schizotypy-onderzoek?
- Positieve schizotypy.
- Achterdochtig gedrag.
- Vreemde spraak.
- Negatieve schizotypy (afstandelijkheid).
- Sociale dysfunctie (amotivatie en slecht functioneren).
- Vermijdende symptomen (sociale isolatie en angst).
Hoe dekken de STPD-criteria de negatieve symptomen van schizofrenie?
STPD-criteria dekken de negatieve symptomen van schizofrenie beperkt, met een focus op afgezwakt affect en sociale terugtrekking. Echter, verminderde spraak en motivatie, belangrijke negatieve symptomen bij schizofrenie, worden niet goed gerepresenteerd in de STPD-criteria.
Wat is het verschil tussen schizotypische PD en schizoïde PD in relatie tot negatieve symptomen van schizofrenie?
Schizoïde PD omvat meer negatieve symptomen van schizofrenie, zoals verminderde motivatie en sociale terugtrekking, maar mist criteria voor verminderde verbale expressie en doelgerichte activiteit, die wel in schizofrenie voorkomen.
Wat is het verband tussen schizotypische PD en cognitieve beperkingen?
Mensen met schizotypische PD vertonen vaak cognitieve beperkingen, vooral in domeinen zoals cognitieve controle, werkgeheugen en verwerkingssnelheid. Deze beperkingen zijn minder ernstig dan bij schizofrenie, maar significant vergeleken met gezonde controles.
Wat hebben onderzoeken ontdekt over functionele beperkingen bij schizotypische PD?
Studies tonen aan dat schizotypische PD geassocieerd is met functionele beperkingen, zoals minder werken, beroepen met minder cognitieve complexiteit, slechter beroepsmatig functioneren en minder sociaal contact. Cognitieve en interpersoonlijke beperkingen dragen hieraan bij.
Hoe worden neurale beperkingen in schizotypische PD geassocieerd met schizofrenie?
Zowel schizotypische PD als schizofrenie vertonen bewijs van verminderde grijze massa in de superieure frontaalkwab en verminderde witte massa, wat suggereert dat ze vergelijkbare neurale beperkingen delen.
Wat toont onderzoek aan over de associatie tussen cluster A stoornissen en middelenmisbruik?
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis is geassocieerd met een verhoogd risico op middelenmisbruik, vooral alcohol en cannabis, wat kan bijdragen aan verdere functionele beperkingen.
Wat zijn de zorgen met betrekking tot de positieve symptomen van Schizotypische PD (STPD)?
Er ligt te veel gewicht op de positieve symptomen van STPD, die overeenkomen met de positieve symptomen van schizofrenie (zoals magisch denken). Dit leidt tot twijfels over de relevantie van deze symptomen voor genetisch risico op schizofrenie.
Wat benadrukte Raine (2006) over de relatie tussen positieve symptomen en familieleden van mensen met schizofrenie?
Raine betoogde dat de beschrijvingen van negatieve symptomen vaak de overhand hebben bij familieleden van mensen met schizofrenie, in tegenstelling tot de nadruk op positieve symptomen in de STPD-criteria.
Welke bevindingen noemde Kendler et al. (1995) over negatieve schizotypy en familiaire risico’s?
Kendler et al. stelden dat negatieve schizotypy, sociale dysfunctie en vreemde spraak sterk gerelateerd zijn aan familiaire risico’s op schizofrenie, terwijl positieve schizotypy en vermijdende symptomen zwak gerelateerd waren aan familiaire risico’s.
Wat ontdekten Tarbox & Pogue Geile (2011) over positieve schizotypische symptomen en familiaire risico’s?
Ze vonden een kleine effecttoename in positieve schizotypische symptomen bij eerstegraads familieleden van mensen met schizofrenie en zelfs een negatieve associatie tussen deze symptomen en genetisch risico op schizofrenie.
Wat zijn de bevindingen over de relatie tussen positieve schizotypy en dissociatie?
Positieve schizotypy is sterk gerelateerd aan dissociatie, maar mensen met schizofrenie vertonen vaak lage niveaus van zowel positieve schizotypy als dissociatie.
Hoe zijn SPRS-studies gerelateerd aan positieve schizotypy en genetisch risico?
SPRS-studies tonen aan dat positieve schizotypy mogelijk niet sterk gerelateerd is aan genetisch risico op schizofrenie, terwijl er meer bewijs is voor een positieve associatie tussen SPRS en negatieve schizotypische symptomen.
Wat vonden Kendler et al. (1995) over gedesorganiseerde symptomen en familiair risico op schizofrenie?
Gedesorganiseerde schizotypische symptomen zijn sterk geassocieerd met familiair risico op schizofrenie. Zelfgerapporteerde desorganisatie is minder sterk gerelateerd aan familierisico dan geobserveerde desorganisatie.
Hoe zijn cognitieve beperkingen gerelateerd aan gedesorganiseerde symptomen in STPD en schizofrenie?
Gedesorganiseerde spraak in schizofrenie is geassocieerd met slechte cognitieve controle. Dit suggereert dat zowel schizotypische PD als schizofrenie cognitieve beperkingen vertonen.
Wat is de rol van striatale dopamine bij psychotische stoornissen?
Psychotische stoornissen zijn sterk geassocieerd met verhoogde striatale dopamine, wat gerelateerd is aan positieve en gedesorganiseerde symptomen.
Wat zijn de bevindingen van Siever & Davis (2004) over schizotypische PD en striatale dopamine?
Hun studie bevestigde dat schizotypische PD geassocieerd is met verhoogde striatale dopamine, hoewel deze verhoging minder uitgesproken is dan bij psychotische stoornissen.
Hoe fluctueren dopaminelevels en wat zijn de implicaties voor positieve schizotypische symptomen?
Dopaminelevels fluctueren episodisch in psychotische stoornissen, wat samenhangt met veranderingen in psychotische symptomen. Dit roept vragen op over de stabiliteit van positieve schizotypische symptomen.
Wat stelde Spitzer et al. (1979) over de stabiliteit van de originele STPD-criteria?
Ze merkten op dat de STPD-criteria stabiel zijn en niet episodisch fluctueren, wat vragen oproept over de mechanismen achter positieve schizotypische symptomen.
Wat is het concept van pseudoschizotypy volgens Raine (2006)?
Raine suggereert dat positieve schizotypische symptomen mogelijk een ander mechanisme hebben dan de episodische psychotische symptomen van schizofrenie, wat het idee van pseudoschizotypy ondersteunt.
Hoe ziet het spectrum van schizotypy eruit?
Schizotypy: Aan de milde kant van het spectrum als persoonlijkheidskenmerk met vatbaarheid.
STPD: In het midden van het spectrum.
Schizofrenie: Aan de extreme kant met volledige psychotische symptomen
Wat ontdekten Chapman et al. (1994) over de relatie tussen positieve schizotypy en psychotische stoornissen?
Ze vonden dat alleen mensen met verhoogde positieve schizotypy en bewijs van verzwakte psychotische symptomen een verhoogd risico op psychotische stoornissen hadden; zonder dit bewijs was er geen verhoogd risico.
Wat zijn de fases van schizofrenie in relatie tot STPD?
Premorbide fase: Van geboorte tot begin van de prodromale fase (bijv. tot 20 jaar).
Kenmerken: Slechte cognitie en sociale problemen.
Prodromale fase: Toename van symptomen en functionele beperkingen, eindigend in de onset van schizofrenie (bijv. 20-22 jaar).
Kenmerken: Toename van positieve symptomen van schizotypy en verslechtering van negatieve symptomen.
Kan STPD zowel de premorbide als de prodromale fase van schizofrenie zijn?
Ja, STPD kan worden gezien als een mogelijke premorbide fase, een prodromale fase van schizofrenie, of als beide. Iemand kan voldoen aan de STPD-criteria in beide fasen.