Studietaak 7 Flashcards

1
Q

Counterfactual

A

Contra feitelijke uitkomst (tegenovergesteld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillen tussen causaliteit en correlatie?

A
  1. causaliteit is oorzaak-gevolg, correlatie alleen samenhang.
  2. Correlatie is symmetrisch, causaliteit is asymmetrisch-> de oorzaak moet vooraf gaan aan het gevolg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee belangrijke kenmerken heeft een causale relatie?

A
  1. Difference-making.
  2. Behelzen van fysieke overdracht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het belang van causaal redereneren?

A

Als je de oorzaken kent, kun je de processen beïnvloeden-> centraal kenmerk in de wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spurieuze correlatie

A

Alle niet-causale paden die een eventueel causaal effect tussen de afhankelijke en de onafhankelijke variabele vertroebelen.
-> definities verschillen heel erg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

regelmatigheidstheorien

A

Causale relaties worden gezien als een speciaal soort regelmatigheden, met voorwaarden.
-> gebaseerd op difference-making.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 voorwaarden volgens Hume voor causaliteit

A
  1. Spationele nabijheid:
    nabij in tijd en locatie.
  2. Temporele prioriteit:
    X moet vooraf gaan aan Y: asymmetrisch.
  3. Constante associatie:
    elke X moet worden vergezeld door Y.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn twee nadelen van de 3 voorwaarden van Hume voor causaliteit?

A
  1. Constante associatie is in de praktijk niet altijd het geval.
  2. Niet elke regelmatigheid tussen X en Y wijst op een oorzaak-gevolg relatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voldoende oorzaak

A

Wanneer de oorzaak altijd tot het gevolg leidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noodzakelijke oorzaak

A

De gebeurtenis moet altijd aanwezig zijn om het effect te laten plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Causale achtergrond

A

Achtergrondkenmerken die als gegeven worden beschouwd en daarmee niet kwalificeren als oorzaak, maar op de achtergrond wel mogelijkerwijs of daadwerkelijk de causale relatie tussen twee gebeurtenissen kunnen beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Contribuerende oorzaken

A

Een factor die een kans op een gebeurtenis verhoogt zonder een voldoend of noodzakelijke oorzaak te zijn.
-> meer correlatie dan causatie, omdat het dus ook aan derde variabelen kan liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Regelmatigheidstheorie binnen de psychologie; 3 voorwaarden

A
  1. Temporele prioriteit.
  2. Associatie.
  3. Niet-spurieus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly