Studietaak 6 Flashcards

1
Q

Manipultaie/ interventie

A

Het introduceren van een verandering in een systeem.
-> de onafhankelijk variabele wordt gemanipuleerd; de afhankelijke variabele wordt vervolgens gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Derde variabele

A

Andere variabele dam de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet een experiment?

A

Het biedt een actieve manier om voorspellingen, die zijn opgesteld in een als-dan-daarom schema, empirisch te toetsen en daarmee na te gaan of een hypothese wordt ondersteund of niet.
-> Het vormt een koppeling tussen hypotheses en observaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Confounding

A

Wanneer een derde variabele zowel effect heeft op de afhankelijke en de onafhankelijke variabele-> het verstoort de relatie tussen de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.

-> het geeft een alternatieve verklaring voor het verband tussen de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Perfect gecontroleerd experiment

A

De onderzoekers voeren een interventie uit waarmee enkel de onafhankelijk variabele wordt gemanipuleerd en alle derde variabele perfect onder controle worden gehouden, zodat eventueel confounding geen rol speelt.
Hierdoor kan het onderzoeksresultaat volledig worden toegeschreven aan de interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de drie belangrijkste kenmerken van een perfect gecontroleerd experiment?

A
  1. het expliciteren van voorspellingen.
  2. Het uitvoeren van een geschikte interventie om de onafhankelijke variabele te manipuleren.
  3. Het controleren van de derde variabelen, bias en verwachtingen van zowel de deelnemers als de onderzoekers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee factoren zijn belangrijk voor een heldere en specifieke opstelling van verachtingen/voorspellingen?

A
  1. Dat verwachtingen vooraf worden geëxpliciteerd, omdat er dan een zuivere toets kan worden uitgevoerd om causale hypotheses te onderzoeken.
  2. Hetgebruik van operationele definities-> conceptueel duidelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Interventie

A

Een verandering in het systeem die de onderzoeker aanbrengt en waarmee de waarde van de onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie kenmerken van een geschikte interventie?

A
  1. Valide
    -> Dat de interventie betrekking heeft op het construct dat je wilt manipuleren.
  2. Chirurgisch
    -> Dat de interventie precies genoeg is: enkel de beoogde onafhankelijke variabele moet worden gemanipuleerd.
    Dus niet fat-handed.
  3. Sterk genoeg
    -> Dat er voldoende verandering in de onafhankelijke variabele wordt opgewekt om een effect op de afhankelijke variabele te kunnen bewerkstelligen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Directe controle van variabelen

A

De derde variabelen worden constant gehouden.

Als alle derde variabelen constant worden gehouden tijdens een interventie, zodat enkel de onafhankelijke variabele varieert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Indirecte controle van variabelen

A

De invloed van derde variabelen wordt bepekrt door middel van randomisatie en voldoende grote steekproeven.

Het doel hiervan is om de invloed van de derde variabelen onafhankelijk te laten zijn van de interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Experimentele opstelling

A

De specifieke constellatie van de aspecten van een experimentele onderzoeksopzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Deceptie

A

Een manier om de verwachtingen van deelnemers te controleren. De onderzoeker houdt bewust informatie achter over de studie of misleidt deelnemers om te voorkomen dat zij specifieke verwachtingen vormen over het onderzoek.
-> Dit wordt tegenwoordig alleen met hoge uitzondering gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 5 aspecten van een experimentele opstelling?

A
  1. Fysieke aspecten.
  2. Technologische aspecten.
  3. Situationele aspecten.
  4. Temporele aspecten.
  5. Sociale aspecten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hulpaannamen

A

De experimentele opstelling en het gebruikte instrumentarium. In het als-dan-daarom schema volgt een voorspelling die zou gelden als de causale hypothese waar is, enkel uit twee stappen:
1. Een causale hypothese en
2. een voorgestelde actie om de causale hypotheses te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderdetiminatie

A

Wanneer er alternatieve verklaringen te vinden zijn voor een onderzoeksresultaat.

15
Q

Op welke drie manieren kan je onderdetiminatie voorkomen?

A
  1. Vooronderzoek
    -> uitsluiting van mogelijke alternatieve verklaringen.
  2. Goede opzet onderzoek
    -> specifiek.
  3. Vervolgonderzoek
    -> uitsluiting van overgebleven alternatieve verklaringen.
16
Q

Wat zijn manieren om met onderdetiminatie om te gaan?

A
  1. Uitstellen.
  2. Replicatie.
  3. Niet-empirisch-> bv vergelijking met onderzoekresultaten van andere onderzoeken.
    Of eenvoud: hoe eenvoudiger, hoe aantrekkelijker (Ockham’s razor).
17
Q
A