Structurele en proceskwaliteit Flashcards

1
Q

NKCO:

A

Het Nederlands consortium kinderopvang onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

NCKO heeft een kwaliteitsmonitor opgesteld wat kunnen ze daarmee?

A

Daarmee kunnen kinderopvangorganisaties hun eigen kwaliteit meten. Binnen deze monitor wordt er aandacht besteed aan structurele en proceskwaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderdelen structurele kwaliteit?

A
  1. Pedagogisch beleid
  2. Ruimtes en materialen
  3. Programma
  4. Groepssamenstelling
  5. Groepsgrootte
  6. Wettelijke kaders
  7. Groepsfeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pedagogisch beleid:

A

Elke dagopvang heeft een uitgewerkt pedagogisch beleid. Daarin staat pedagogisch medewerkers de kinderen én hun ouders moeten benaderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ruimtes en materialen:

A

Een ander onderdeel van de structurele kwaliteit zijn de ruimtes en materialen. De ruimte moet groot en schoon genoeg zijn punt verder moeten de ruimtes aantrekkelijk maar vooral ook veilig worden ingericht. De materialen die gebruikt worden moeten ook veilig zijn en ze moeten kinderen uitdagen om mee aan de slag te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Programma:

A

Het dagprogramma draagt bij aan structurele kwaliteit van een kinderopvanglocatie. Het dagprogramma moet goed in balans zijn punt dat betekent dat er voldoende tijd is voor activiteiten en voor rustpunt Natuurlijk moeten ook voldoende tijd zijn voor eten en drinken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groepssamenstelling:

A

Nadenken over de groep samenstelling is een onderdeel van de structurele kwaliteit. Het is het beste om met vaste groepen te werken, Maar dat is niet altijd mogelijk. Vaste groepen leidt tot intensieve spelen en er ontstaan vriendschappen. Verder moet de groepen niet te groot zijn punt grote groepen zorgen eerder voor een onveilig gevoel bij kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Groepssfeer:

A

De groep moet veilige sfeer hebben waarin kinderen uitgedaagd worden om zich te ontwikkelen. De pedagogische medewerker moet Daarom sturing geven aan de groepsprocessen binnen de groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proceskwaliteit:

A

Proceskwaliteit heeft te maken met kwaliteit van de pedagogisch medewerker. Om vast te stellen aan welke eisen Een goede pedagogisch medewerker moet voldoen, zijn enkele kaders opgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kaders van proceskwaliteit:

A
  • Veiligheid en welbevinden
  • Samenwerken met ouders
  • Leren en ontwikkelen
  • Autonomie en participatie
  • Spelen en vrije tijd
  • Relaties In de groep

*** de laatste 3 punten zijn vooral bedoeld voor groepen met kinderen tussen de 4 en 13 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pedagogische medewerker kan deze middelen gebruiken voor proceskwaliteit:

A
  • Communicatie
  • Dagritme hanteren
  • Spelbegeleiding
  • Inrichten
  • Organiseren van de groep
  • Kinderparticipatie

*** In de participatie is Alleen van belang voor de groepen met kinderen tussen de 4 en 13 jaar. Daaronder is er eigenlijk nog niet echt sprake van kinderparticipatie en doen de kinderen vooral wat de begeleiders aangeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voor het werk van de pedagogische medewerkers zijn 4 kaders opgesteld, die alle 4 gericht zijn op een onderdeel van hetberoep dekaders zijn:

A
  • Pedagogisch kader kindercentra nul tot 4 jaar
  • Pedagogisch kader kindercentra 4 tot 13 jaar
  • Pedagogisch kader diversiteit
  • Pedagogisch kader gastouderopvang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Maximale groepsgrootte

0 tot 1 jaar
1 tot 2 jaar 
2 tot 3 jaar 
3 tot 4 jaar 
4 tot 7 jaar 
7 tot 12 jaar
A

3 kinderen per pedagogisch medewerker, 12 kinderen

5 kinderen per pedagogisch medewerker, 16 kinderen

8 kinderen per pedagogisch medewerker, 16 kinderen

8 kinderen per pedagogisch medewerker, 16 kinderen

10 kinderen per pedagogisch medewerker, 30 kinderen

12 kinderen per pedagogisch medewerker, 30 kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar zijn de pedagogisch basisdoelen vastgesteld?

A

De pedagogische doelen zijn vastgesteld In de wet innovatie en kwaliteit kinderopvang. Deze wet is sinds 2018 inwerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het pedagogisch beleid van kinderopvangorganisaties is gebaseerd op 4 pedagogische doelen. depedagogische doelen zijn:

A
  • Het bieden van fysieke en emotionele veiligheid
  • Het bevorderen van de persoonlijke competentie van kinderen
  • Het bevorderen van sociale competentie van kinderen
  • Socialisatie door overdracht van waarden en normen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het bieden van fysieke en emotionele veiligheid:

A

Het kind moet zich veilig voelen in een omgeving. Als het zich niet veilig voelt, zal het ook niet tot ontwikkeling komen. Dan trekt het kind zich terug of gaat het heel opstandig gedrag vertonen. Het is belangrijk dat goed wordt nagedacht over de fysieke en ook emotionele veiligheid.

17
Q

Fysieke veiligheid:

A

De fysieke veiligheid gaat over de lichamelijke veiligheid van het kind. De omgeving waarin het kind wordt opgevangen, moet veilig zijn.

  • Veilig speelgoed
  • Veilig meubilair
  • Gezond eten
  • Schone omgeving
18
Q

Emotionele veiligheid:

A

De emotionele veiligheid gaat het om het gevoel dat het kind heeft. Het kind moet zich accepteert en gezien voelen.

Het bieden van emotionele veiligheid lukt niet zomaar. Om de emotionele veiligheid op de opvang groep te waarborgen, moet de pedagogisch medewerker 3 dingen doen

• Gebruiken van pedagogische en interactievaardigheden

De pedagogische medewerker moet goed kijken wat er In de groep gebeurt. Hij moet aanvoelen wat op een bepaald moment nodig is.

19
Q

Organisatie van de groep:

A

Het gaat hier vooral om de structuur In de groep. Het dagritme en duidelijke regels en afspraken zijn erg belangrijk voor kinderen. Bijvoorbeeld:

  • Kringgesprek aan het begin van de dag
  • Maaltijden
  • Buiten spelen en rustmomenten
  • Duidelijke regels en afspraken
20
Q

Een competentie is:

A

Een in gedrag waarneembare combinatie van kennis, vaardigheden en houding. Het woord competentie wordt vooral gebruikt In het mbo en hbo, Maar dat is niet terecht. Ook kinderen ontwikkelen verschillende competenties.

Een voorbeeld van de ontwikkeling van de persoonlijke competentie is talentontwikkeling.

21
Q

In het pedagogisch kader kindcentra 0-4 jaar worden verschillende competentiegebieden genoemd waarbinnen het kind zich persoonlijk kan ontwikkelen:

A
  • Emotionele competentie:het gevoel de mogen zijn en op anderen te kunnen vertrouwen.
  • Cognitieve competentie: de behoefte de wereld om je heen te begrijpen.
  • Communicatieve competentie: jezelf kenbaar willen maken in taal.
  • Motorisch- zintuiglijke competentie: als er even naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.
  • Creatief beeldende competentie: jezelf uiten in beweging, geluid en materiaal
  • Sociale competentie: inzicht In het “eigen ik” in relatie tot anderen.
  • Morele competentie: erbij willen horen en streven naar waardering goedkeuring.
22
Q

Wat het kind nog niet kan, wordt in onderwijskunde do genoemd:

A

de zone van naaste ontwikkeling De pedagogische medewerker helpt het kind om die zone binnen te gaan en om nieuwe dingen te leren.

23
Q

Sociale competenties gaan over:

A

Contacten met andere. Kinderen moeten leren hoe ze op een goede manier kunnen omgaan met leeftijdsgenoten en met volwassenen.