Hygiënerichtlijnen kindercentra Flashcards

1
Q

Infectieziekten worden veroorzaakt door:

A

bacteriën, virussen, parasieten of schimmels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Deze infectieziekten worden verspreid door:

A

handen, lichaamsvloeistoffen, de lucht, voorwerpen, voedsel, water en dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De verspreiding van ziekteverwekkers kan voorkomen worden door een goede hygiëne op de groep. Pedagogisch medewerkers moeten de volgende regels hanteren:

A
  • Breng wat vuil is niet in contrast met wat schoon is, én andersom.
  • Maak schoon wat vuil is of gooi het weg.
  • Je kunt niet altijd aan de buitenkant beoordelen of iets vuil of schoon is.
  • Alles begint en eindigt met handhygiëne.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Persoonlijke hygiëne:

A

Zowel de kinderen als pedagogisch medewerkers kunnen veel doen om infectieziekten te voorkomen. Persoonlijk hygiëne is daarbij belangrijk. Vooral de handhygiëne want de meeste ziekteverwekkers worden overgedragen met de handen.

In de richtlijnen staat hoe handen gewassen moeten worden en wanneer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Was handen vóór:

Was handen na:

A

Voor:
• Het bereiden of aanraken van het eten en flesvoeding;

  • Het eten of helpen bij het eten;
  • Het verzorgen van een wond;
  • Het aanbrengen van crème of zalf.

Na:
• Het bezoek aan het toilet;

  • Het verschonen van een luier;
  • Het afvegen van de billen van een kind;
  • Het contact met lichaamsvocht zoals speeksel, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed;
  • Het verzorgen van een wond;
  • Bij zichtbaar of voelbaar vuile handen;
  • Het hoesten, niezen of het snuiten van de neus (ook bij gebruik van een zakdoek);
  • Het buitenspelen;
  • Het contact met vuil textiel, afval of de afvalbak;
  • Het schoonmaken;
  • Het uittrekken van handschoenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hygiënenormen voor tijdens het verschonen:

A

Plaats de verschoonplaats in de buurt van een kraan met zeep en papieren doekjes, maar gescheiden van de voedselbereidingsplek.

• Verschoon kinderen op een verschoonkussen van glad en afwasbaar materiaal dat met water en allesreiniger schoon te maken is.
Billendoekjes e.d. zijn niet geschikt om het verschoonkussen schoon te maken.

  • Vervang het verschoonkussen direct als het beschadigd is.
  • Gebruik handdoeken alsbescherming en vervang deze na elk kind en maak het kussen schoon bij zichtbare vervuilingofgebruik geen handdoek, maar maak schoon na elke verschoning.
  • Gooi de gebruikte luier na het verschonen direct in een luieremmer of in een afgesloten afvalemmer (met voetpedaal).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoesten en niezen

A
  • Hoest of nies in een papieren zakdoek, of aan de binnenkant van de elleboog, of anders in de mouwen.
  • Gooi papieren zakdoeken na gebruik meteen weg.
  • Pas een goede handhygiëne toe.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tandenpoetsen

A
  • Geef ieder kind zijn eigen borstel waarop de naam van het kind staat.
  • Plaats de tandenborstels in een schone beker of houder en berg ze los van elkaar op.
  • Een tandenborstel poetst na een paar maanden niet meer even goed als een nieuwe, vervang daarom elke drie maanden de tandenborstels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Schoonmaken en desinfecteren:

A
  • Maak schoon van ‘schoon’ naar ‘vuil’ en van ‘hoog’ naar ‘laag’.
  • Meubels en voorwerpen maakt u schoon met een allesreiniger van een huishoudelijk schoonmaakmiddel, of gebruik microvezeldoekjes.
  • Gebruik schoonmaakmiddelen volgens de instructie op de verpakking.
  • Ververs zichtbaar vies sop direct.
  • Maak schoonmaakmaterialen na gebruik schoon.
  • Maak de vloer schoon met een schone dweil of een mop.
  • Gebruik altijd schone doeken, wissers, en wegwerpsponzen.
  • Was doeken op 60°C en laat ze aan de lucht drogen.
  • Meng water met allesreiniger in een fles of plantenspuit voor het schoonmaken van een verschoonkussen. Zorg dat de plantenspuit niet op vernevelstand staat en maak deze iedere dag leeg en schoon.
  • Vervang het filter van de stofzuiger volgens de fabrieksvoorschriften.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Afvalverwerking:

A
  • Leeg afvalemmers minstens één keer per dag. Sluit de zakken goeden bewaar ze in gesloten rolcontainers. Stal deze containers niet in een ruimte waar ook schone materialen staan opgeslagen.
  • Verzamel etensresten direct na het gebruik van maaltijden in afsluitbare afvalbakken.
  • Houd de opslagplaats schoon, zodat er geen ratten of andere ongewenste dieren op afkomen. Plaats geen afval naast afvalcontainers. Houd containers gesloten en zorg dat het afval minimaal één keer per week en vóórdat een container vol is wordt opgehaald.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bouw en inrichting

A
  • Maak een ophangsysteem zodat bezems, trekkers en andere materialen niet op de grond staan. Op deze manier kunnen ze beter drogen.
  • Plaats een uitstortgootsteen waar vuil water wordt ververst en materialen gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt.
  • Plaats gevaarlijke schoonmaakmiddelen, zoals ammoniak, in lekbakken. Zorg dat kinderen er niet bij kunnen.

• Verwijder etiketten niet van de schoonmaakproducten.
Bij vergiftiging is het noodzakelijk dat hulpverleners weten om welk middel het gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voedselveiligheid

A

Kinderen kunnen ziek worden van eten dat besmet is met ziekteverwekkers. Op de kinderopvang krijgen kinderen eten. Daarom moet de pedagogisch medewerkers zich houden aan de richtlijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Basisprincipes van voedselveiligheid.

A

Dit gaat over 3 zaken namelijk: tempratuur, hygiëne en houdbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

HACCP betekenis:

A

Hazard Analysis Critical Control Points; een systeem om de voedselveiligheid te beheersen genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat staat er in de hydienecode:

A

In de Hygiënecode staan maatregelen die je moet nemen wanneer je bezig bent met eten. Van het kopen of het ontvangen van eten tot aan het bewaren van voedsel en van het bereiden van het eten tot aan het serveren van eten en drinken. Door te werken volgens een Hygiënecode, voldoet u aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zuigelingenvoeding:

A

Het kindercentrum mag geen aangemaakte zuigelingenvoeding vanuit huis toestaan, omdat het te lang buiten de koeling kan zijn geweest. Voor de hygiëne en veiligheid van de flesvoeding gelden de volgende normen.

17
Q

Hygiënenormen zuigelingenvoeding:

A
  • Accepteer alleen flesvoeding die in poedervorm wordt aangeleverd, in afgepaste hoeveelheden.
  • Bewaar aangemaakte flesvoeding bij 4ºC. Als aan het einde van de dag nog voeding over is deze weggooien.
  • Bewaar de fles niet in de koelkastdeur omdat detemperatuur in de deur niet altijd hetzelfde is.
  • Aangemaakte flesvoeding mag maximaal 1 uur buiten de koelkast blijven.
  • Bewaar de poedervormige zuigelingenvoeding in blik op een droge en koele plek.
18
Q

Moedermelk hygiënenormen:

A
  • Geef ouders instructie over de behandeling van afgekolfde moedermelk. De moedermelk moet van huis naar het kindercentrum gekoeld overgebracht worden in bijvoorbeeld een koeltas of koelbox.
  • Bewaar moedermelk in de koelkast op 4°C en gebruik deze op dag van aanleveren of vries deze in (maximaal 48 uur na afkolven). Moedermelk kan twee weken in de gewone vriezer goed blijven en drie maanden bij -18°C.
  • Ontdooi bevroren moedermelk altijd in de koelkast. Vries moedermelk nooit twee keer in.
  • Schrijf de datum en tijdstip van ontdooien op de fles (wanneer de fles uit de vriezer wordt gehaald). Gebruik ontdooide moedermelk binnen 24 uur.
19
Q

Bereiding van zuigelingenvoeding:

A

Flesvoeding en moedermelk mogen opgewarmd worden in de magnetron, flessenwarmer of een pannetje. Het mag niet koken, anders gaan de voedingsstoffen verloren. Voor het hygiënisch bereiden van zuigelingenvoeding gelden de volgende normen.

20
Q

Hygiënenormen bereiding zuigelingenvoeding:

A
  • Maak zuigelingenvoeding klaar op een plek die strikt gescheiden is van de verschoonplek. Uit een kraan die gebruikt wordt voor handen wassen en het verschonen van kinderen mag géén water getapt worden voor zuigelingenvoeding.
  • Gebruik flessen die u goed kunt schoonmaken: met een wijde opening en glad van binnen.
  • Gebruik flessen met duidelijke maatverdeling.
  • De flessen en spenen zijn kind gebonden.
  • Schud de fles goed na het opwarmen en controleer de temperatuur op de pols.
21
Q

Reinigen van de flessen en (fop)spenen Hygiënenormen:

A
  • Gebruik flessen en spenen die door middel van koken in water op het vuur (thermisch) schoon gemaakt kunnen worden.
  • Spoel flessen en spenen direct na gebruik eerst om met koud water om bacteriegroei te stoppen.
  • Maak fopspenen schoon, in bijvoorbeeld de vaatwasser, als deze vervuild zijn.
  • Kook fopspenen minstenséén keer per week uit.
  • Haal de spenen van een fles los van de ring en stop deze met de flessen in de vaatwasser op normaal programmaofmaak de flessen en spenen schoon met afwasmiddel, heet water en een speciale afwasborstel, als er geen vaatwasser is.
  • Spoel altijd goed om na het wassen en laat spenen en flessen omgekeerd drogen.
  • Bewaar schone flessen en spenen op een schone en droge doek of flessenrek.
22
Q

Risicovolle handelingen:

A

bijv. een vingerprik om de bloedsuiker te bepalen bij een kind met diabetes.

Er kan afgesproken worden welke beroepskracht uitleg kan krijgen voor bepaalde handelingen. Een beroepskracht die uitleg heeft gekregen is bevoegd om handelingen uit te voeren maar nog niet bekwaam. Een beroepskracht is pas bekwaam wanneer zij/hij een handeling meerdere malen heeft uitgevoerd of heeft geoefend. Een beroepskracht kan dan zonder problemen medicijnen geven aan een kind.

23
Q

Voorbehouden handelingen:

A

Bepaalde medische handelingen, de ‘voorbehouden handelingen’ mogen alleen worden uitgevoerd als een ouder hierom vraagt. De handeling mag alleen uitgevoerd worden door personen die zowel bevoegd als bekwaam zijn (bijv. injecteren) en mag niet zomaar door iemand uitgevoerd worden. De Wet BIG bepaalt dat deze handeling bevoegdheid en bekwaamheid vereist. Ook als de ouder/verzorger deze handeling in de thuissituatie zelf verricht kunnen zij de handeling niet overdragen aan beroepskrachten van kindercentrum.

24
Q

Geneesmiddelenverstrekking op verzoek:

A

Kinderen krijgen soms medicijnen mee die overdag gebruikt worden. Denk aan ‘pufjes’ tegen astma, antibiotica of zetpillen. De beroepskrachten vragen de ouders om duidelijke informatie over de toediening en de verantwoordelijkheden. Houd goed overleg met de ouders als er iets verandert in het medicijngebruik en leg alle afspraken schriftelijk vast.

25
Q

Hygiënenormen medicatie:

A
  • Stel een ‘overeenkomst gebruik geneesmiddelen’ schriftelijk vast waarin met de ouder(s) het volgende is afgesproken:
  • om welk medicijn het gaat;
  • het gebruik en dosering van het medicijn;
  • wanneer en hoe vaak het toegediend moet worden;
  • hoe lang het medicijn bewaard kan worden en hoe (volgens verpakking).
  • Neem alleen medicijnen aan in de originele verpakking.
  • Laat de ouders een nieuw medicijn altijd eerst thuis gebruiken.
  • Lees goed de bijsluiter zodat u weet wat de bijwerkingen kunnen zijn.
  • Noteer hoe en hoe vaak het medicijn moet worden gegeven.
  • Houd een aftekenlijst bij wanneer het kind het medicijn heeft gehadControleer de houdbaarheidsdatum altijd van te voren.
  • Bewaar het medicijn zoals beschreven op de verpakking.
  • Stel een calamiteitenplan op voor ongevallen met gezondheid en medicijnen.
26
Q

Hygiënenormen thermometer

A

• Gebruik thermometerhoesjes.

27
Q

Hygiënenormen huid en wondverzorging:

A
  • Was de handen voor en na de wond- of huidverzorging.
  • Gebruik een spatel als u crème uit een pot schept.
  • Spoel het wondje schoon met water.
  • Dep pus of wondvocht met bijvoorbeeld een steriel gaasje.
  • Dek het wondje af met een pleister of verband.
  • Verwissel de pleister of verband om het wondje of huid schoon te houden.
28
Q

Risico van bloed:

A

In bloed of wondvocht kunnen virussen aanwezig zijn draag daarom altijd handschoenen als u bloed verzorgt.

29
Q

Risico van bijten:

A

Als een kind wordt gebeten door een ander kind, en er ontstaat een wond met zichtbaar bloed, gelden de volgende behandelnormen.

30
Q

Hygiënenormen bijten:

A
  • Laat het wondje goed door bloeden.
  • Spoel de wond met water of fysiologisch zout.
  • Desinfecteer de wond met goedgekeurd wond-desinfectiemiddel met een RVGRegister Verpakte Geneesmiddelen-nummer.
  • Dek het wondje af met een pleister.
  • Was de handen met water en zeep.

• Bel direct daarna een huisarts of de GGDGemeentelijke Gezondheidsdienst voor meer informatie over het risico.
Vraag aan de leidinggevende hoe het contact verloopt met de GGD of artsen.

31
Q

Hygiënenormen zandbakken:

A
  • Bedek de zandbak met een vochtdoorlatende dekking.
  • Controleer het zand op vuil voor het spelen en maak zo nodig schoon.
  • Schep uitwerpselen van honden en katten met ruim zand eromheen uit.
  • Verschoon het zand wanneer er uitwerpselen van honden of katten in liggen, die er mogelijk langer dan drie weken in hebben gelegen.
  • Laat kinderen niet eten of drinken in de zandbak.
  • Veeg het zand goed af van de kleding.
  • Was de handen van de kinderen na het spelen in de zandbak.
32
Q

Hygiënenormen buitenzwembadje:

A
  • Controleer of het bad schoon is voordat u dit vult met water.
  • Vul het bad elke dag met drinkwater.
  • Ververs het water direct zodra hetzichtbaar vervuild is.
  • Gebruik alleen speelgoed wat tegen water kan zoals kunststof of roestvrijstaal.
  • Maak bad speelgoed schoon na gebruik.
  • Zorg ervoor dat er geen dieren in het water kunnen komen.
  • Maak het zwembadje schoon na ieder gebruik.
  • Meld het zwembad volgens de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (WhvbzWet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden) als deze het hele jaar door op het centrum staat.
33
Q

(Huis)dieren en dierplaagbeheersing

Maatregelen om ongewenste dieren te weren richten zich op het voorkomen of beperken van:

A
  • Plekken waar ongewenste dieren kunnen binnenkomen, schuilen of nestelen;
  • De aanwezigheid van water en voedsel(resten).
34
Q

Hygiënenormen dieren:

A
  • Beheers ongewenste dieren op uw locatie volgens de IPM-benadering. Schakel zo nodig hulp in van een dierplaagbeheerser die volgens deze methode werkt.
  • Stel een dierplaagbeheersplan op.
  • Evalueer minimaal jaarlijks of de maatregelen uit uw dierplaagbeheersplan nog worden uitgevoerd en effectief zijn.
  • Houd de getroffen maatregelen bij in een logboek.
  • Gebruik zelfgeenbestrijdingsmiddelen, maar schakel bij overlast een deskundige dierplaagbeheerser in.
35
Q

Hygiënenormen wespen en bijen:

A
  • Laat kinderen buiten geen voedsel eten of drinken wat wespen en/of bijen aantrekt.
  • Maak plakkerige handen en monden schoon voor het naar buiten gaan.
  • Neem altijd een pincet en speciaal spuitje mee tegen steken. Als het kind wordt gestoken verwijder de angel direct en zuig het gif weg met het speciale spuitje.
36
Q

Teken:

A

Om teken te voorkomen dragen kinderen bij uitstapjes lange broeken en de pedagogisch medewerker heeft een tekentang bij zich om teken te kunnen verwijderen.

37
Q

Hygiënenormen huisdieren:

A
  • Alle dieren moeten ingeënt zijn tegen ziekten.
  • Leer de kinderen hoe zij moeten omgaan met dieren, om aanvallen, bijten of krabben te voorkomen.
  • Laat kinderen nooit alleen met dieren.
  • Laat kinderen dierennietkussen.
  • Houd kinderen weg bij dierenvoer.
  • Houd kinderen weg bij kattenbakken.
  • Zwangere vrouwen mogen kattenbakkennietverschonen.
  • Was na dierencontact de handen goed met water en zeep.
38
Q

Agrarische kinderopvang Wat is het:

A

Kinderopvang op een boerderij of iets.

39
Q

Normen agrarische kinderopvang:

A

Voor de agrarische kinderopvang zijn apartenormenopgesteld.deeigenaar/ het bestuur van de agrarische opvang zorgt ervoor dat de pedagogische medewerkers op de hoogte zijn van deze normen.