Kwaliteit In De Kinderopvang Flashcards
Na het bezoek van de GGD blijkt dat op een opvanglocatie het pedagogisch beleidsplan niet op orde is. Ook in de praktijk is de opvang niet voldoende. De pedagogische basisdoelen worden niet gehaald. De eigenaar besluit dat op korte termijn het pedagogisch beleidsplan moet worden herschreven en dat de manier van werken opnieuw moet worden vastgesteld.
In de leerstof staat hoe bepaald wordt of de kwaliteit van de kinderopvang goed is. Hoe is dat hier gegaan? Gebruik bij uw beschrijving de drie stappen die in de leerstof beschreven staan.
De regering heeft vastgesteld dat de kwaliteit van de kinderopvang goed moet zijn. Het gaat er hier dus om dat de kwaliteit van de kinderopvang bepaald wordt.
De regering heeft besloten dat de gemeenten de kinderopvang moeten controleren. De gemeenten geven die opdracht door aan de GGD. De GGD bepaalt wat goede kinderopvang is en wat niet. In de casus heeft de GGD geconstateerd dat de opvang op de locatie niet goed genoeg is.
De regering heeft in de wet vastgesteld hoe de kinderopvang georganiseerd moet zijn. De kinderopvang moet voldoen aan die wetten. De GGD heeft geconstateerd dat dat niet gebeurt. Daarom is de kwaliteit van de opvang onvoldoende
Kijk hier naar de visie van kinderopvangorganisatie Kindernet.
Wat is de visie van kdv Kindernet?
Vergelijk de visie met de beschrijving van een goede visie in de leerstof. Denkt u dat dit een goede visie is? Licht uw antwoord toe.
Wat is de functie van deze organisatievisie? Licht uw antwoord toe.
De eerste regel van de visie is: Kdv Kindernet streeft ernaar om de best mogelijke zorg te bieden aan de kinderen die ons zijn toevertrouwd. Daarna wordt vooral beschreven hoe ze die zorg willen geven.
De visie van Kindernet is volgens de richtlijnen in de leerstof niet helemaal juist. In het eerste punt wordt duidelijk een doel aangegeven, maar in de rest van de tekst wordt vooral beschreven hoe de organisatie het doel zal bereiken.
Het doel dat de kinderopvangorganisatie wil bereiken, is ook niet helemaal duidelijk.
Het is niet helemaal helder wat de functie van deze organisatievisie is. De visie is in ieder geval gericht op richting geven, omdat in de visie staat wat de kinderopvangorganisatie wil bereiken. Inspireren zou ook kunnen omdat pedagogisch medewerkers zien wat ze moeten doen. Wellicht wil de kinderopvangorganisatie zich met deze visie onderscheiden van andere organisaties, maar het is niet helemaal duidelijk hoe ze zich willen onderscheiden.
De eigenaar van een kinderopvangorganisatie wil graag weten hoe de kwaliteit van de dagopvang op zijn locaties is. Daarvoor kan hij gebruikmaken van drie informatiebronnen. Als de eigenaar wil weten hoe het gaat met de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, welke twee informatiebronnen kan de eigenaar dan het beste gebruiken? Waarom is dat zo?
De eigenaar kan gebruikmaken van het kindvolgsysteem, de ouders en de basisschool waar de kinderen na de dagopvang naartoe gaan. Als hij meer wil weten over de kwaliteit van de cognitieve en de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, dan kan hij het beste gaan praten met de basisschool en kijken naar de uitkomsten van het kindvolgsysteem. Die twee bronnen bieden het beste inzicht in de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind.
Kinderopvangorganisaties kunnen de kwaliteitsmonitor van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) gebruiken om te bepalen of de kwaliteit van de kinderopvang goed is. De eigenaar van een kinderopvangorganisatie laat de kwaliteit van een opvanglocatie controleren met behulp van de kwaliteitsmonitor. U kunt hier meer lezen over de kwaliteitsmonitor.
Op de locatie wordt vastgesteld dat er een groep is met kinderen van twee en van drie jaar. Op de groep zijn op dat moment achttien kinderen, twee pedagogisch medewerkers en een stagiaire aanwezig. Is dit juist volgens de kwaliteitsmonitor? Gebruik deze tool en licht uw antwoord toe.
Dit is niet juist. Er mogen maar maximaal zestien kinderen van twee en drie jaar op een groep zijn. Daarnaast moeten er drie pedagogisch medewerkers op de groep staan. Voor twee-jarigen is de beroepskracht-kindratio één op vijf en bij drie-jarigen is dat één op zes. De stagiaire telt niet mee, dus hadden hier drie pedagogisch medewerkers moeten zijn.
Welke twee instanties houden zich bezig met het controleren van de veiligheid van ruimtes in de opvanglocaties?
De instanties die zich bezighouden met de veiligheid van de ruimtes zijn de GGD en de brandweer. Beide instanties controleren regelmatig alle opvanglocaties.
De vier pedagogische basisdoelen zijn:
Het bieden van fysieke en emotionele veiligheid.
Het bevorderen van de persoonlijke competentie van kinderen.
Het bevorderen van sociale competentie van kinderen.
Socialisatie door overdracht van waarden en normen.
In de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK) worden vier pedagogische basisdoelen besproken. Geef aan welke gevolgen het bevorderen van de persoonlijke competentie van kinderen heeft voor de pedagogisch medewerker op een kinderdagopvang.
Het bevorderen van de persoonlijke competentie betekent voor de pedagogisch medewerker dat hij ervoor zorgt dat de kinderen zich op persoonlijk vlak kunnen ontwikkelen. Dat betekent dat de pedagogisch medewerker goed kijkt naar wat het kind nodig heeft en dat hij activiteiten aanbiedt die het kind uitdagen. Het kind ontwikkelt in de eerste vier levensjaren de volgende competenties:
emotionele competentie: het gevoel er te mogen zijn en op anderen te kunnen vertrouwen
cognitieve competentie: de behoefte de wereld om je heen te begrijpen
communicatieve competentie: jezelf kenbaar willen maken in taal
motorisch-zintuiglijke competentie: streven naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid
creatief beeldende competentie: jezelf uiten in beweging, geluid en materiaal
sociale competentie: inzicht in het ‘eigen ik’ in relatie tot anderen
morele competentie: erbij willen horen en streven naar waardering en goedkeuring.
Bij de communicatieve competentie betekent dit dat de pedagogisch medewerker veel met de kinderen praat. Door vragen te stellen wordt het kind uitgedaagd om te vertellen wat het vindt en denkt.
Bij motorisch-zintuiglijke competentie gaat het er bijvoorbeeld om dat kinderen leren om zelf hun jas aan te trekken en zelf taken uit te voeren.
De pedagogisch medewerker moet de vaardigheid ontwikkelen om kinderen bij te staan bij het ontwikkelen van deze competenties.
In de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK) staan vier thema’s centraal. De wet is opgesteld door de overheid.
De vier thema’s zijn:
de ontwikkeling van het kind staat centraal
veiligheid en gezondheid
stabiliteit en meer ruimte voor pedagogisch maatwerk
kinderopvang is een vak.
Beschrijf twee handelingen van een pedagogisch medewerker, die vallen onder het thema veiligheid en gezondheid.
Het gaat hier om veiligheid en gezondheid. Voorbeelden van handelingen op het gebied van veiligheid zijn:
Bij alle deuren worden beschermbanden aangebracht zodat kinderen niet met hun vingers tussen de deur kunnen komen.
De buitendeur van het kinderdagverblijf blijft afgesloten, zodat kinderen niet zomaar naar buiten kunnen.
Als de kinderen op stap gaan, dan houden ze allemaal een touw vast en ze gaan in een bolderkar.
Het materiaal waarmee gespeeld kan worden, is van stevig materiaal en bevat geen kleine onderdeeltjes.
Schoonmaakmiddelen en andere gevaarlijke stoffen staan in een afgesloten ruimte.
Als het gaat om gezondheid kunnen de handelingen zijn:
Alle werkbladen in de keuken worden goed schoongehouden, zodat kinderen niet ziek worden.
Wc’s worden goed schoongehouden.
Kinderen wordt geleerd om na het buitenspelen en na het wc-bezoek de handen te wassen.
Bij het doen van inkopen wordt gezond voedsel ingekocht.
Evelien ziet dat Hans veel bepaalt en dat hij weinig of geen ruimte geeft aan de kinderen om zelf mee te denken over activiteiten.
Evelien pakt het pedagogisch werkplan erbij en kijkt naar de zes interactieprincipes. Ze vindt dat Hans daarin tekortschiet.
Waarin schiet Hans tekort als het gaat om de zes interactieprincipes?
Hoe moet Evelien hiermee om gaan?
Antwoord:
Door veel zelf te bepalen, houdt Hans zich niet aan bepaalde interactieprincipes.
Zo ziet hij niet de initiatieven van de kinderen en ontvangt hij die initiatieven ook niet. Hans doet ook niet aan beurtverdeling is niet van het geven en nemen van leiding. Hij zou volgens de zes interactieprincipes meer het initiatief bij de kinderen moeten leggen. Hij luistert niet naar de suggesties en ideeën van de kinderen, maar hij bepaalt geheel zelf het programma.
De zes interactieprincipes staan in het pedagogisch beleidsplan en in het pedagogisch werkplan. De kinderopvangorganisatie vindt het belangrijk dat deze principes gehanteerd worden. Als Hans daar niet aan voldoet, zal hij daar op aangesproken moeten worden. Evelien moet dus het gesprek aan gaan met Hans over de interactieprincipes. Als dat gesprek niet goed verloopt, zal Evelien met een andere collega moeten praten of met de locatiemanager als die er is. Dit is voor Evelien best lastig, omdat ze net nieuw is, maar ze moet ook voor de kwaliteit van de opvang zorgen.
De gemeente heeft drie taken als het gaat om de kinderopvang. De Inspectie van het onderwijs controleert of de gemeente die taken goed uitvoert. Om welke drie taken gaat het hier?
de aanvraag en registratie van instellingen voor kinderopvang
het (laten) uitvoeren van onderzoeken naar de kwaliteit van de kinderopvang
de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang.
Door wat word de kwaliteit van een kinderopvang beinvloed:
Ontwikkelingsmateriaal
De tijd die pedagogisch medewerker steek In de begeleiding van kinderen
De belangrijkste factor is de kwaliteit van het personeel
Interne audit:
Is een onderzoek naar de kwaliteit van een kinderopvanglocatie. Een interne audit is zo’n onderzoek dat wordt uitgevoerd door Mensen van binnen de organisatie. Het kan zijn dat de directeur of het personeel van een andere locatie In de organisatie de audits uitvoert.
Hoe word een interne audit uitgevoerd?
Voorafgaand aan de audit wordt vastgesteld waarop de beoordeling plaatsvindt de auditors krijgen een observatielijst die heel precies beschreven is.
Wat word er met de uitslag van de interne audit gedaan?
De uitslag van de interne audits wordt met het team van de locatie besproken. De audit wordt door de directie gebruikt om aan te tonen wat goed gaat en wat beter kan.