Steden en burgers - 2 Flashcards
Hoe kon Atrecht als eerste belangrijke handelsstad van de Lage Landen opkomen?
- er was een grote lakennijverheid
- het zat als eerste in een handelsnetwerk met Franse en Italiaanse steden
- het stadsbestuur bestond uit rijke kooplieden, waardoor ze geld konden uitlenen aan de adel en de commerciële belangen van de stad konden behartigen
Wat gebeurt er met de positie van Atrecht als centrum van nijverheid rond 1300?
Rond 1300 wordt Atrecht overvleugeld door Vlaamse steden als Gent en Brugge (vanwege een gunstigere ligging en de actievere rol van vooral Brugge in internationale handelsnetwerken)
Wat was de Guldensporenslag?
De slag tussen een Frans ridderleger en het ‘gemeen’ uit Vlaamse steden. De Fransen werden gesteund door het patriciaat en de Graaf van Vlaanderen door het gemeen. De Fransen werden daar verslagen.
Welke gewesten vormden rond 1300 in de Lage Landen het economisch zwaartepunt? Hoe werd dat bevordert?
Vlaanderen en Brabant. Het was het meest verstedelijkte gebied in West-Europa.
Hoe konden steden hun positie versterken?
- zich specialiseren
- aan schaalvergroting doen
- zorgen voor een goede infrastructuur
- immigranten binnenhalen
Noem van Antwerpen, Brugge en Amsterdam elk een kenmerk wat hun positie uniek maakte.
Antwerpen:
- toegankelijk voor zeeschepen
- goede toegang tot achterland
Brugge:
- grote beurs
- snel toegang tot wisselbrieven
Amsterdam:
- specialisatie in graanhandel uit het Oostzeegebied
Welke taken had de stedelijke burgerij?
- ziekenzorg
- sociale zorg
- onderwijs
Wat was het uitgangspunt van de Bonum Commune?
Het dienen van het algemeen belang. Bestuurders moesten rechtvaardig zijn.
Hoe werd het doel van de Bonum Commune uitgevoerd?
- het stadsbestuur had de monopolie op geweld
- een werkende en strenge rechtspraak
- onderhoud van openbare gebouwen en infrastructuur
- zorg voor de arme inwoners
- in het belang van de stad konden maatregelen nodig blijken die in strijd waren met particuliere belangen en oude rechtsgebruiken
Wat zijn patriciërs?
Patriciërs werden de burgers genoemd die in de steden de macht in handen hadden, meestal waren dit rijke kooplieden. Zij knoopten banden aan met de adel en maten zich steeds meer
een adellijke levensstijl aan.
Wat is het gemeen?
De rest van de stedelijke bevolking: ambachtslieden, dagloners (werklieden en landarbeiders) en werklozen. Het gemeen werd aangevoerd door de ambachtslieden.
Waardoor ontstonden spanningen tussen de patriciërs en het gemeen in de steden?
Over bestuur en werkomstandigheden en de beloning ervan:
- Alleen de patriciërs maakten deel uit van het stadsbestuur. Zij vormden 10% van de stedelijke bevolking terwijl de ambachtslieden en ambachtsmeesters ongeveer 40% vormden.
- De rest van de bevolking had geen vast inkomen en in tijden van economische tegenslag waren ze niet in staat om voor elementaire levensbehoeften te betalen.
Welke historische betekenis kreeg de Guldensporenslag?
De Vlamingen wonnen tot verbazing en ontsteltenis van de Fransen en het graafschap Vlaanderen werd niet bij Frankrijk gevoegd/bleef onafhankelijk. Voor Vlaanderen/later België was dit van groot historisch belang, het kreeg een symbolische waarde.
Waaruit bleek dat Vlaanderen en Brabant het economisch zwaartepunt van de Nederlandse gewesten vormden?
- sterk verstedelijkt, tegen einde 15e eeuw leefde er al 40% in steden
- Vlaamse handelssteden maakten deel uit van internationaal handelsnetwerk in het Oostzeegebied, Italië, Frankrijk en Engeland
- Antwerpen groeide uit tot grootste handelscentrum West-Europa
- Brabant was grootste gewest
- in de periode 1540-1548 betaalden ze samen 62% vd belastingen die de 17 gewesten opbrachten
Waaruit bleek dat Brugge het handelscentrum van een netwerk van steden vormde?
- Organiseerde zich met handelaren uit andere Vlaamse steden in Vlaamse Hanze
- Onderhield handelscontacten met Noord-Duitsland, het Rijnland, Friesland, de Ijsselsteden en Amsterdam
- Noordelijkste punt van de handelaren uit Italië en Iberië. Hadden eigen vestigingen in Brugge