10.5 Flashcards

1
Q

Hoe en waarom veranderde de migratiestromen in Europa vanaf de jaren ‘50/’60?

A

Na 1945 waren er eerst nog veel Europeanen die naar landen zoals de VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland vertrokken. Halverwege de jaren ‘50/begin jaren ‘60 veranderde dit. Door de groeiende welvaart in Europa kwamen steeds meer mensen vanuit andere werelddelen naar Europa. Vanaf de jaren ‘60 had Europa een migratieoverschot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem vier verschillende groepen immigranten.

A
  1. mensen uit (voormalige) kolonies
  2. gastarbeiders
  3. asielzoekers/vluchtelingen
  4. “illegalen”, komen meestal vanwege economische redenen en kunnen geen verblijfsvergunning krijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom bleven veel Turkse en Noord-Afrikaanse gastarbeiders in West-Europa/Nederland terwijl de meeste Zuid-Europeanen na een tijd teruggingen?

A

Tijdens de economische crisis van 1973 werden de herkomstlanden van Turkse en Noord-Afrikaanse gastarbeiders harder geraakt dan West-Europa. In West-Europa hadden ze bovendien een leven en rechten opgebouwd en als ze weggingen was de kans klein dat ze weer terug zouden mogen komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent assimileren?

A

Aanpassen aan de dominante cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent integreren in een samenleving?

A

Opgaan in een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke beweging kwam vanaf de jaren ‘90 op gang met betrekking op immigratie?

A

Een beweging om de asiel- en immigratie-instroom naar Europa te beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly