Spaans u8 Flashcards

1
Q

de soorten hotels

A

los tipos de hotele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

appartementenhotel

A

el hotel apartamento

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de spa, de wellness, de badplaats

A

el balneario

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het luchthavenhotel

A

el hotel de aeropuerto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het sporthotel

A

el hotel deportivo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het monumenthotel

A

el hotel monumento

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het onderwaterhotel

A

el hotel submarino

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het stadshotel

A

el hotel urbano

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

in een hotelkamer

A

en una habitación de hotel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de badjas

A

el albornoz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een spiegel

A

un espejo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de klerenhangers

A

unas perchas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een waszak

A

la bolsa para la ropa sucia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het mandje

A

la cestita

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het kussen

A

la almohada

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de mand met persoonlijke toiletartikelen

A

la cestita con objetos de aseo personal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het bestek

A

el cubierto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de scheerschuim

A

la espuma de afeitar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de vaas

A

el florero

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de douchegel

A

el gel de ducha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de douchemuts

A

el gorro de ducha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de waterkoker

A

el hervidor de agua

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het deken

A

la manta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het scheermes

A

la maquinilla de afeitar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
het stuk zeep
la pastilla de jabón
26
de kam
el peine
27
het strijkijzer
la plancha
28
de haardroger
el secador de pelo
29
de kruk
el taburete
30
de TV
el televisor
31
de handdoek
la toalla
32
de sportschoenen
las zapatillas
33
oplossen
arreglar
34
een fout corrigeren
corregir un error
35
voldoen aan de verwachtingen
cumplir con las expectativas
36
op een luidruchtige straat uitgeven
dar a una calle ruidosa
37
gedaan, gemaakt
hecho/-a
38
nat, vochtig
húmedo/-a
39
schoon, proper
limpio/-a
40
bevlekt, met vlekken
manchado/-a
41
droog
seco/-a
42
vies, vuil
sucio/-a
43
(iemand) sturen
mandar (a alguien)
44
de overlast
la molestia
45
repareren
reparar
46
de locatie, de ligging
la ubicación
47
verouderd/-a
obsoleto/-a
48
noorderlicht
las auroras boreales
49
de koraaltuin
el jardín de coral
50
de zoutwoestijn
el desierto de sal
51
zich verontschuldigen
pedir disculpas
52
het schoonmaakpersoneel
el personal de limpieza
53
het onderhoudspersoneel
el personal de mantenimiento
54
klagen over iets
quejarse de algo
55
het lawaai
el ruido
56
de onderhoudsservice
el servicio de mantenimiento
57
het controlesysteem
el sistema de chequeo
58
oplossen
solucionar
59
het verkeer
el tráfico
60
de sleutel tot succes
la clave del éxito
61
de digitalisering
la digitalización
62
financieren
financiar
63
personaliseren
personalizar
64
de robot
el robot
65
de robotisering
la robotización
66
de duurzaamheid
la sostenibilidad
67
gefocust/gericht zijn op
estar enfocado/-a a
68
de duiksport, het diepzeeduiken
el submarinismo
69
gevestigd zijn in
estar ubicado/-a en
70
georiënteerd zijn op
estar orientado/-a a
71
de bedden opmaken
hacer las camas
72
kussens verschonen/veranderen
cambiar las almohadas
73
In welke kamer verblijft u?
En qué habitación se aloja?
74
Maakt u zich geen zorgen.
No se preocupe.
75
Het spijt me erg.
Lo siento mucho.
76
Mijn excuses voor het ongemak.
Disculpen las molestias.
77
een congreszaal
un salón de covenciones
78
conferenties houden
celebrar jornadas
79
de kinderopvang
el servicio de guardería para niños
80
beschikken over
disponer de
81
het stadstoerisme
el turismo de ciudades
82
bedankt voor het vertrouwen
gracias por la confianza
83
aan de kustlijn
en primera línea del mar
84
de baai
la bahía
85
het toiletpapier
el papel higiénico
86
de fles shampoo
el bote de champú
87
Ik ben van mening dat
opino que
88
zeezicht hebben
tener vistas al mar
89
contact opnemen met roomservice
ponerse en contacto con el servicio de habitaciones
90
de modernistische stijl
el estilo modernista
91
de vintage stijl
el estilo vintage
92
een toeslag, een supplement betalen
pagar un suplemento
93
toilet is verstopt
váter está atascado