Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

De kloof

A

el cenote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De toren

A

la torre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De markt

A

el mercado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De ruïnes

A

las ruinas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De piramiden

A

las pirámides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De moskee

A

la mezquita

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De muur

A

la muralla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De plaats

A

el yacimiento

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De etappe

A

la etapa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De transfer

A

el traslado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het verblijf

A

la estancia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aangegeven

A

declarada

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De vertrekterminal

A

la terminal de salidas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verantwoordelijk voor

A

a cargo de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De parade

A

la parade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aan wal

A

a orillas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zwemmen

A

nadar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De overblijfselen

A

los restos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cultureel toerisme

A

turismo cultural

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Avontuurlijk toerisme

A

turismo de Aventura

21
Q

Taal toerisme

A

turismo idiomárico

22
Q

Sport toerisme

A

turismo Deportivo

23
Q

Zon en strandtoerisme

A

turismo de sol y playa

24
Q

Winkeltoerisme

A

turismo de compras

25
Q

Gezondheidstoerisme

A

turismo de salud

26
Q

Religieus toerisme

A

turismo religioso

27
Q

Wat gebeurt er als een passagier niet op de afgesproken tijd aankomt?

A

¿Qué pasa si un pasajero no llega a la hora convenida?

28
Q

Als een passagier niet op de afgesproken tijd aankomt, moet hij/zij mij bellen om de reden van de vertraging uit te leggen

A

Si un pasajero no llega a la hora convenida, tendrá que llamarme por teléfono para explicar el motivo del retraso.

29
Q

Wat als het een dag veel regent?

A

¿y si llueve mucho un día ?

30
Q

Als het een dag veel regent, improviseren we een alternatief plan

A

Si llueve mucho un día, improvisaremos un plan alternativo.

31
Q

Wat gebeurt er als iemand een ernstig ongeluk krijgt tijdens de reis?

A

¿Qué pasa si alguien tiene un accidente grave durante el viaje?

32
Q

Als iemand tijdens de reis een ernstig ongeluk krijgt, brengen we hem naar de dichtstbijzijnde dokter of de dichtstbijzijnde ziekenhuid. De verzekering zorgt voor de terugreis.

A

Si alguien tiene un accidente grave durante el viaje, lo llevaremos al médico o al hospital más cercano. El seguro se encargará del transporte de vuelta.

33
Q

Wat als een passagier zeeziek wordt tijdens de reis?

A

¿Y si un pasajero se marea durante el viaje?

34
Q

Als een passgier zeeziek wordt, nemen we een pause voor een wandeling en frisse lucht.

A

Si un pasajero se marea, haremos una pausa para pasear y respirar aire fresco.

35
Q

Wat als de bus het begeeft?

A

¿Y si el autobús tiene una avería?

36
Q

Als de bus het begeeft, bellen we een garage en wachten we op een picknick

A

Si el autobús tiene una avería, llamaremos a un taller mecánico y esperaremos haciendo un pícnic.

37
Q

Wat gebeurt er als iemand ziek wordt tijdens de reis?

A

¿Qué pasa si alguien se pone enfermo durante el viaje?

38
Q

Als iemand ziek wordt tijdens de reis, zoeken we een dokter in de buurt

A

Si alguien se pone enfermo durante el viaje, buscaremos un medico en la zona

39
Q

Wat als het een dag slecht weer is?

A

¿Y si un día hace mal tiempo?

40
Q

Als het slecht weer, bezoeken we een museum of een monument

A

Si un día hace mal tiempo, visitaremos un museo o un monumento.

41
Q

Wat kan ik doen als het hotel niet comfortabel is?

A

¿Qué puedo hacer si el hotel no es confortable?

42
Q

Als het hotel niet comfortabel is, moet je een andere accommodatie zoeken, maar je bent zelf verantwoordelijk voor de kosten

A

Si el hotel no es confortable, tendrá que buscar otro alojamiento, pero usted correrá con los gastos.

43
Q

Wat gebeurt er als de bus pech heft?

A

¿Qué pasa si hay una avería en el autobús?

44
Q

Als de bus pech heeft, wordt er gepauzeerd en gewacht op de technicus

A

Si hay una avería en el autobús, haremos una pausa y esperaremos al técnico.

45
Q

Wat moet ik doen als het restaurant me niet bevalt?

A

¿Qué hago si el restaurante no me gusta?

46
Q

Als het restaurant je niet bevalt, kun je in een ander restaurant gaan eten, maar daar moet je dan wel voor betalen.

A

Si el restaurante no le gusta, podrá puede comer en otro, pero tendrá que correr con los gastos.

47
Q

Wat kan ik doen als ik het dagprogramma niet interessant vind?

A

¿Qué puedo hacer si el programa del día no me parece interesante?

48
Q

Als je het dagprogramma niet interessant vindt, kun je andere dingen doen, maar dan moet je me dat wel van te voren laten weten.

A

Si el programa del día no le parece interesante, podrá hacer otras cosas, pero tendrá que avisarme antes