SET6 Flashcards

1
Q

innate aanwezig 2

A

microbioom
productie van lysozym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cellen communiceren met elkaar door onder andere signaalmoleculen.
Deze uitgescheiden signaalmoleculen kunnen wat betreft de afstand waarover de communicatie plaatsvindt een autocrien, paracrien en
endocrien effect hebben.
Geef de definitie van elk van deze drie effecten

A

Autocrien: de uitgescheiden moleculen hebben op dezelfde cel een effect.
Paracrien: de uitgescheiden moleculen hebben een effect op de cellen in de buurt.
Endocrien: de uitgescheiden moleculen hebben (via transport door de bloedbaan) een effect op cellen op afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

innate geinduceerd 3

A

vaatverwijding
vorming van MAC
vorming van opsoninen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorbeelden auto-inflammatoire aandoeningen en immuunziekten

A

mediterrane periodieke koorts en type 1 diabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je ben internist, en ziet een patiënt, waarvan in de differentiaal diagnose de ziektebeelden colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn staan.
In het pathologierapport van de darmbiopten lees je dat er een chronische ontsteking met veel granulomen is gevonden.
Welke van deze twee ziekten is nu waarschijnlijker en waarom?

A

De ziekte van Crohn, want dit gaat veel vaker gepaard met het vinden van granulomen in darmbiopten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een overeenkomst tussen MHC klasse I en MHC klasse II moleculen?

A

beide bevatten een alfa1- en een alfa2-domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

adaptief 2

A

vorming van opsoninen
vorming van plasmacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

chronische ontsteking veroorzaakt door Helicobacter pylori. 2 tumoren verhoogde kans

A

adenoomcarcinoom vd maag
maligne B-cel lymfoom vd maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

x complement factor 3 (c3) komen van de lever vandaan

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef aan welk of welke van de volgende effectorfuncties door IgG kan/kunnen worden uitgeoefend.

A

complementactivatie
neutralisatie van virusdeeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een 65-jarige vrouw werd in het voorjaar van 2021 via een intramusculaire injectie gevaccineerd met het Moderna vaccin tegen het SARS
CoV-2 virus. Dit vaccin is gebaseerd op mRNA, coderend voor een eiwit van het SARS-CoV-2 virus. Zij verdroeg deze vaccinatie in eerste
instantie prima, maar kreeg na 8 dagen wat last van een rode, wat opgezette plek op haar bovenarm, rond de plaats van de injectie. Deze
bijwerking verdween na twee dagen.
Wat is een valide verklaring voor deze bijwerking?

A

Virusspecifieke T-cellen die door de vaccinatie zijn geactiveerd, wekken een lokale ontstekingsreactie op, gericht tegen het
viruseiwit dat in de spier tot expressie wordt gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aanwezigheid van IL-4 zorgt ervoor dat Th0-lymfocyten differentiëren tot

  1. Aanwezigheid van IL-12 en IFN-gamma zorgt ervoor dat Th0-lymfocyten differentiëren tot
  2. Aanwezigheid van IL-6 en TGF-beta zorgt ervoor dat Th0-lymfocyten differentiëren tot
  3. Aanwezigheid van IL-6 en IL-21 zorgt ervoor dat Th0-lymfocyten differentiëren tot
A

Th2-lymfocyt
Th1-lymfocyt
Th17-lymfocyt
Tfh-lymfocyt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tijdens de follikelcentrumreactie vinden verschillende processen plaats in B-cellen, die gevolgen hebben voor de antistoffen die uiteindelijk
worden geproduceerd.
Welk of welke van de volgende processen vindt / vinden plaats tijdens de follikelcentrumreactie?

A

Isotype switching
Somatische hypermutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk 4 symptomen zijn van viscerale leishmaniasis.

A

anemie
koorts
vergrote lever
vergrote milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3x verwekkers zooonose?

A

hepB, hepE, West Nile virus,
NIET: HEPC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een gevreesde complicatie na een solide orgaan transplantatie is de zgn. Posttransplant Lymphoproliferative Disease (PTLD).
Welk virus is het vaakst geassocieerd met deze aandoening?

A

Epstein Barr virus

10
Q

Noem 7 mechanismen waarmee bacteriën fagocytose en vertering kunnen ontwijken

A

activatie van interferonen (IFN) remmen.
Toxine productie (celdood);
Aanwezigheid bacterieel kapsel;
Remmen fago-lysosoom fusie;
Catalase productie - breekt H2O2 af;
Kunnen het APC-vermogen verlagen;
Kunnen uit fagosoom ontsnappen

11
Q

Een 28 jarige Nederlandse man meldt zich bij de huisarts met klachten van bloederige diarree na een rondreis door Indonesië.
Welk van onderstaande gastro-intestinale parasitaire infecties is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze klachten?

A

Amoebendysenterie

12
Q

x Met IgM antistoffen tegen toxoplasmose toon je een acute toxoplasmose infectie aan

A

IgG antistoffen tegen toxoplasmose blijven meestal levenslang aantoonbaar

13
Q

Welke componenten zijn aanwezig in een hepatitis B vaccin?

A

Aluminium hydroxyde
HBsAg eiwit
Pre-S1 en pre-S2 eiwit

14
Q

Noem drie manieren om, bij de behandeling van een virusinfectie, antivirale resistentie te voorkomen / tegen te gaan

A
  1. Gebruik de juiste dosering en de juiste behandelduur van het geneesmiddel.
  2. Gebruik een antiviraal geneesmiddel met een hoge genetische barrière tegen resistentie.
  3. Gebruik een combinatie van antivirale geneesmiddelen zodat de genetische barrière tegen resistentie van het regime hoger wordt.
15
Q

Je bent huisarts. Een moeder komt met haar zoon van 1 jaar bij je op het spreekuur. Hij gaat sinds een half jaar naar een kinderdagverblijf
en heeft nu voor de derde keer last van een loopneus (wit snot), verhoging en met name in de ochtend hoesten. De klachten duren nu 3 dagen. Hij slaapt onrustig en eet en drinkt minder.
Noem vier virussen die dit beeld kunnen geven

A

rhinovirus, coronavirus (niet sars-cov-2), humaan metapneumovirus (HMP), respiratoir syncytieel (RS) virus, sars cov 2, adenovirus.

16
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een kind van 4 jaar met blaasjes in het gelaat, op romp en extremiteiten. Je wilt graag de oorzaak
achterhalen van de blaasjes.
Welk materiaal moet je bij voorkeur insturen naar de afdeling virologie?

A

blaasjeswat

17
Q

Het moment van starten met antiretrovirale therapie (cART) bij HIV geïnfecteerde patiënten is in de loop van de afgelopen 25 jaar sterk
veranderd.
Wat is het advies in de huidige richtlijnen?

A

zo snel mogelijk starten met cART zodra bekend is dat een patiënt HIV-geïnfecteerd is

18
Q

De PCR techniek is een veelgebruikte methode om DNA van pathogene micro-organismen aan te tonen in patiëntmaterialen.
In welk of welke van de volgende situaties is een positief PCR resultaat van een normaliter steriel lichaamsmateriaal geen
reden om tot behandeling over te gaan?

A

als het vermoeden bestaat dat er sprake is van contaminatie bij afname van het materiaal
als het vermoeden bestaat dat er sprake is van contaminatie van de PCR reactie

19
Q

De huidige SARS-CoV-2 vaccins beschermen slechter tegen nieuwe varianten zoals omicron.
Waardoor wordt dit veroorzaakt?

A

Door een verminderde respons van B-cellen tegen de omicronvariant.

19
Q

Waardoor wordt een septische shock gekenmerkt?

A

hoge cardiac output