SET5A Flashcards

1
Q

Wat betekent U=U voor de maatschappij en de bestrijding van de HIV epidemie wereldwijd?

A

Voor de maatschappij en globale epidemie betekent dit dat je personen met HIV zo snel mogelijk moet opsporen en zo snel mogelijk op behandeling
moet zetten om zodoende verspreiding van HIV zoveel mogelijk tegen te gaan. (Buiten dat snelle behandeling ook voor het individu beter is!).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem drie diagnostische methoden waarmee de besmettelijkheid van een patiënt met COVID-19 in kaart kan worden
gebracht.

A

Serologie.
virus kweek.
PCR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Multisystem Inflammatory Syndrome in children (MIS-C) door COVID-19 is een ziektebeeld waarbij persisterende koorts wordt gezien door ‘hyperinflammatie’. Wat zijn naast de koorts andere kenmerken van deze hyperinflammatie?

A

verhoogd CRP en ferritine
kenmerken zoals rash,
conjunctivitis, roodheid
van tong/lippen
verstoorde stolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vaccins voor COVID-19 zijn in record tempo ontwikkeld.
Welke verschillende factoren en ontwikkelingen hebben hier met name voor gezorgd?

A
  1. nieuwe platforms (mRNA vaccins)
  2. voorkennis MERS i.v.m. design SARS2 vaccins
  3. overlappende fase 1,2 en 3 studies
  4. productie vaccins voordat fase 1 studies begonnen
  5. versnelde toelating van de vaccins
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

X cryptococcenmeningitis omdat bij lumbaal punctie de openingsdruk verhoogd is

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pt open tbc, maar wil terug naar land: Is het plan van patiënte verstandig voor haar behandeling?

A

Niet verstandig, want:
Patiënte moet spoedig starten met behandeling OF patiënte heeft continuïteit van zorg nodig met monitoring van bijwerkingen van de medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke aanpak is in het algemeen het meest verstandig als je als zorgverlener tijdens een spreekuur geconfronteerd
wordt met weerstand tegen vaccinaties?

A

ingaan op mogelijke zorgen of angsten met betrekking tot vaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hepatitis B is een oncogeen virus.
Wat is het mechanisme waarmee het leverkanker veroorzaakt?

A

als DNA-virus integreert het virus in het chromosomaal DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pt open tbc, maar wil terug naar land: Kun je het plan van patiënte toestaan?

A

Niet toegestaan, want:
Patiënte mag nu niet terugvliegen want ze is besmettelijk voor anderen zoals medepassagiers of haar familie OF patiënte mag pas terugvliegen
als ze niet meer besmettelijk is / haar behandelaar toestemming geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

x De behandelend arts dient na vaststelling van tuberculose bij een patiënt dit binnen een werkdag te melden aan de GGD in het
werkgebied.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

x Bij ernstige dehydratie heeft het kind een verminderd bewustzijn.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij een 72-jarige man bekend met COPD wordt een infectie met nontuberculeuze mycobacteriën (NTM) vastgesteld.
Welke infectie is het meest waarschijnlijk?

A

pneumonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke micro-organismen behoeft alleen behandeling wanneer het acute diarree veroorzaakt bij een
ernstige zieke, gedehydreerde patiënt of bij een patiënt uit een risicogroep? 3x

A
  1. Campylobacter jejuni
  2. Salmonella enteritidis
  3. Shigella spp.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee diagnostische instrumenten kunnen worden gebruikt voor het aantonen van OMA en OME (in de 2de
lijn)?

A

otomicroscopie
audiometrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

opsonineR
Microbe ligandR
Supl. R
224

A

FcR, complement R
ScavengerR, C-type lectine R
toll-like R, Nod-like R, RIG-I-LIKER, DNA-sensingR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je verricht bij een patiënt met verdenking meningitis een lumbaalpunctie.
Welke VIJF testen moet je aanvragen op de verkregen liquor bij een verdenking bacteriële meningitis?

A

Totaal eiwit, glucose gehalte, celgetal en onderverdeling in polymorfe en mononucleaire cellen, micro-organismen zichtbaar in gram-preparaat, bacteriële
kweek.

12
Q

Bij infectie met welke ziekteverwekker wordt penicilline gegeven om ernstige complicaties, zoals
acuut reuma, te voorkomen?

A

groep A streptokok; ook als de klachten weg zijn

13
Q

x verlaagde expressie van IL-10, daardoor minder remming van pro-inflammatoire activiteit

A

De werking van probiotica kan door prebiotica worden beïnvloed.

13
Q

x Zowel B- als T-celreceptoren hebben een variabel en een constant deel.
Bij het ontstaan van diversiteit van zowel B- als T-celreceptoren spelen de enzymen RAG-1 en RAG-2 een belangrijke rol.
Bij zowel B- als T-celreceptoren spelen combinatiediversiteit én junction diversiteit een rol bij het ontstaan van het diversiteitsrepertoire.

A

niet waar: B- als T-celreceptoren zijn volledig symmetrisch opgebouwd; b-cel niet namelijk

14
Q

Welk signaal of welke combinatie van signalen leidt tot de vorming van niet-gedifferentieerde T-cellen?

A

peptide-HLA en costimulatie

15
Q

x Immunofenotypering is geschikt om subpopulaties binnen een leukemie te herkennen

16
Q

De man denk dat dit de eerste keer is dat hij door een wesp wordt gestoken.
2. Is dit waarschijnlijk?

A

Nee, bij een eerste contact met antigeen worden antistoffen gevormd, die vervolgens aan de mestcel / basofiele granulocyt binden. Bij een tweede
contact met het antigeen bindt dit aan het IgE op de mestcel en volgt degranulatie van de mestcel.

16
Q

Bij welke 2 interacties geldt dat, als een thymocyt deze ondergaat, de thymocyt nog kan differentiëren tot een goed functionerende T-lymfocyt?

A

zwakke interactie tussen de TCR op de thymocyt en MHC op de medullaire epitheelcel

zwakke interactie tussen de TCR op de thymocyt en MHC op de corticale epitheelcel

17
Q

Een 65-jarige vrouw werd in de afgelopen periode via een intramusculaire injectie gevaccineerd met het Moderna vaccin tegen
het SARS-CoV-2 virus. Dit vaccin is gebaseerd op mRNA coderend voor het spike (S-)eiwit van het virus. Zij verdroeg deze
vaccinatie in eerste instantie prima, maar kreeg na 8 dagen wat last van een rode, iets verdikte plek op haar bovenarm, rond de
plaats van de injectie. Deze bijwerking verdween na twee dagen.
Een mogelijke verklaring is het optreden van een reactie tegen lokaal geproduceerd S-antigeen.
Welke celtypen zijn betrokken bij het optreden van deze bijwerking, er vanuitgaand dat deze verklaring juist is?

A
  1. Spiercellen en/of lokale antigeenpresenterende cellen (Mf, DC) die het virus mRNA, ook na 8 dagen nog tot expressie brengen
  2. Virus Ag-specifieke T-cellen die circuleren, o.a. naar de geïnjecteerde spier
  3. Virus Ag-specifieke T-cellen die lokaal in de spier (opnieuw) worden geactiveerd
  4. Lokale endotheelcellen, die geactiveerd zijn, waardoor ze de T-cellen kunnen binden en transmigratie faciliteren
  5. Leukocyten (m.n. neutrofiele granulocyten) die door de lokaal geactiveerde T-cellen worden gerekruteerd naar de spier
17
Q

Wat is een ander gevolg van stimulatie van cellen via chemokinereceptoren?

A

activatie van integrinen op de leukocyt, met als gevolg een hogere affiniteit voor endotheel

18
Q

Geef aan in welk deel van het immunoglobulinemolecuul veranderingen optreden a.g.v. de isotypeswitch (constant
OF variabel deel), en of dit leidt tot een verhoogde affiniteit van het immunoglobulinemolecuul (WEL of NIET).

A

constant, niet

19
Q

Welk celtype, of welke celtypen, zijn feitelijk in staat om deze intracellulaire pathogenen te doden?

A

macrofagen

19
Q

functie C3b/ 2x

A

opsonisatie
verwijderen van immuuncomplexen

20
Q

Tonsillen (‘amandelen’) vormen de lymfoïde organen van de neus-keelholte. Qua opbouw zijn ze vergelijkbaar met andere
lymfoïde organen die direct aan het maag-darmkanaal zijn gelegen.
Hoe is de status van de follikels in de tonsillen (vrijwel allemaal primair, zowel primair als secundair of vrijwel
allemaal secundair)?

A

vrijwel allemaal secundair, omdat er voortdurend lichaamsvreemd antigeen wordt aangevoerd via de mond- en neusholte waartegen
immuunresponsen plaatsvinden

20
Q

Tijdens de COVID-19 pandemie dreigde in de eerste golf een tekort aan IC bedden te ontstaan. De KNMG en FMS stelden een
Draaiboek op om te bepalen wie prioriteit zou krijgen in geval van een absoluut IC-bedden tekort.

A

volgens het Draaiboek zouden zorgverleners die onvoldoende beschermingsmaterialen hadden, voorrang krijgen op grond van wederkerigheid
volgens het Draaiboek zouden jongere generaties prioriteit krijgen boven oudere op grond van het ‘fair innings’ argument

21
Q

Toll-like receptoren (TLR) komen vooral voor op antigeenpresenterende cellen zoals macrofagen en dendritische cellen. Zij
spelen een belangrijke rol bij het herkennen van bacteriën, schimmels, parasieten en virussen. Uit recent onderzoek is gebleken
dat een verband bestaat tussen een door genafwijkingen veroorzaakte afwijkende TLR7 en een ernstiger verloop van COVID
19. Ook lijken de cellen met de afwijkende TLR7 bij stimulatie minder interferonen aan te maken.
Beredeneer waarom, op het moment dat de diagnose COVID-19 wordt gesteld, het toedienen van interferonen
waarschijnlijk niet zinvol meer is.

A

Interferonen spelen vooral een rol in de eerste fase van de infectie. Op het moment dat de patiënt klachten heeft, is de infectie te ver gevorderd en zijn
teveel cellen aangetast. Er is een sterke ontstekingsreactie op producten die vrijkomen uit cellen die kapot zijn gegaan

22
Q

innate aanwezig
innate geinduceerd
adaptief

A

productie van mucus/anti-micro peptiden
koorts/infiltratie leuko/prod inflam cytokinen
prod antistoffen/prod inflam citokinen

23
Q

Noem twee groepen ziektebeelden die kunnen ontstaan doordat het immuunsysteem zich richt tegen eigen antigenen
Geef aan op welk punt in de pathogenese deze twee groepen ziektebeelden van elkaar verschillen

A
  1. Auto-immuunziekten en auto-inflammatoire ziekten.
  2. Het type respons verschilt. Bij auto-immuunziekten betreft het een adaptieve respons, bij auto-inflammatoire ziekten betreft het een
    innate respons