September 4th week Flashcards
1
Q
uitstooten
A
emit
2
Q
inrichten
A
arrange
3
Q
pendelbusje
A
shuttle bus
4
Q
wegwerp
bloemen
A
disposable
disposable flowers
5
Q
veldbloemen
A
wild flowers
6
Q
afloop
A
expiration
7
Q
neerzetten
A
put down
8
Q
los gaan
A
go crazy
9
Q
aangaan met
leven in harmonie en een duurzame relatie aangaan met je omgeving en je woning horen daarbij
A
engage with
10
Q
horen bij
A
belong to
11
Q
rijmen met
A
rhyme with
12
Q
tip-top
A
perfect
13
Q
(zelfstandig naamwoord) aandenken
A
keepsake, souvenir
14
Q
versieringen
A
decorations
15
Q
versnaperingen
A
refreshments