September 1st week Flashcards

1
Q

aanpakken

A

tackle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Iemand buitenspel zetten

A

Iemand er niet bij betrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mislopen

lopen ze inkomsten mis

A

miss out on

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aankondiging

A

announcement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zoekgigant

A

search giant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitgroeien tot

A

grow into

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inperken

A

restrict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geërgerd

ergeren

A

annoyed,

to annoy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

schelden

A

swear

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

staan met mijn mond vol tanden

A

not saying being amazed/surprised

didn’t know what to say

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

doorbrengen

overbrengen

A

spending time

transfer/ convey

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

volksaard

A

national character

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

blootstellen aan

A

exposed to

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ritje/ ritjes

A

ride/ rides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verworvenheid

A

attainment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitpuilen

A

sticks out, naar buiten uitsteken

17
Q

kiekje

A

foto die wordt gemaakt van een doorgaans informele situatie; amateurfoto; fotootje; gelegenheidsfoto; kiek; snapshot.

18
Q

aangenaam

A

behaaglijk, prettig: aangename mensen; aangenaam kennis te maken

19
Q

uitbannen

uitgebannen

A

banish

20
Q

zorgen baren

A

to worry

Het baart ons zorgen

21
Q

overwegen

A

nadenken over

22
Q

lichtvaardig

A

lightly

23
Q

naar aanleiding van

A

in response to

24
Q

opvatten

A

conceive, iets op een bep. manier beoordelen:

25
Q

voorzieningen

A

services

26
Q

gaandeweg

A

gradually

27
Q

omstreden

*omstreden onderwerp

A

controversial

28
Q

omwaaien

de omgewaaide bomen

A

blow over

29
Q

waarnemen

A

perceive

30
Q

schuilen

A

zich verbergen, zich beschutten (shelter) tegen regen enz.

31
Q

woonwijken

A

residential area

32
Q

rondgeleid

A

shown around

33
Q

aanspreken

A

het woord tot iem. richten: iem. aanspreken op zijn gedrag zeggen dat dat niet in orde is; zich aangesproken voelen/ gevoelens van schoonheid enz. wekken in: die poëzie spreekt me niet erg aan zegt mij niet veel