September 1st week Flashcards
1
Q
aanpakken
A
tackle
2
Q
Iemand buitenspel zetten
A
Iemand er niet bij betrekken
3
Q
mislopen
lopen ze inkomsten mis
A
miss out on
4
Q
aankondiging
A
announcement
5
Q
zoekgigant
A
search giant
6
Q
uitgroeien tot
A
grow into
7
Q
inperken
A
restrict
8
Q
geërgerd
ergeren
A
annoyed,
to annoy
9
Q
schelden
A
swear
10
Q
staan met mijn mond vol tanden
A
not saying being amazed/surprised
didn’t know what to say
11
Q
doorbrengen
overbrengen
A
spending time
transfer/ convey
12
Q
volksaard
A
national character
13
Q
blootstellen aan
A
exposed to
14
Q
ritje/ ritjes
A
ride/ rides
15
Q
verworvenheid
A
attainment