Samenleving en Economie Flashcards
de nationaliteit
la nacionalidad
van de wereld, wereld-
mundial
de president / presidente
el/la presidente /-a
de verkiezingen
las elecciones
stemmen
votar
de stem
el voto
de politiek
politiek
la política
político
de regering
el gobierno
de organisatie
la organización
het land
el país
de inwoner / inwoonster
el/la habitante
rijk
rico
arm
pobre
de taal
el idioma
de officiële taal
el idioma oficial
het buitenland
el extranjero
de buitenlander/buitenlandse
el/la extranjero /-a
de Europese Unie, de EU
la Unión Europea, la UE
de hoofdstad
la capital
(on)eerlijk
(in)justo
toestaan
permitir
toegestaan
permitido
verbieden
prohibir
verboden
prohibido
verplichten, dwingen
obligar
verplicht
obligado
nodig, noodzakelijk
necesario
wettelijk, legaal
legal
de politie
la policía
het gevaar
el peligro
de misdaad
el crimen
gevaar lopen
correr peligro
gevaarlijk
peligroso
het geweld
la violencia
de advocaat / advocate
el/la abogado /-a
de rechter
el/la juez(a)
de rechtbank
el tribunal (de justicia)
de vereniging, het verbond
la asociación
de economie
la economía
het bedrijf
la empresa
het kantoor
la oficina
de landbouw
la agricultura
de visserij
la pesca
de handel
el comercio
het handwerk, het ambacht
la artesanía
de industrie
la indusria
de fabriek
la fábrica
fabriceren, produceren
fabricar, producir
het product
el producto
de machine
la máquina
de bank
el banco
de beurs
la bolsa
de euro
el euro
de ontwikkeling
el desarrollo
de vooruitgang
el progreso
sparen
ahorrar
de winst
el beneficio
het verlies
la pérdida
de rekening
la cuenta
de geldautomaat
el cajero automático
