Nuttige uitdrukkingen Flashcards
1
Q
Wat wenst u?
A
Qué desea?
2
Q
Wat zal het zijn?
A
Qué le pongo?
3
Q
Hoeveel kost(en) … ?
A
Cuánto cuesta(n) … ?
4
Q
Hoeveel kost het/dat?
A
Cuánto es?
5
Q
Anders nog iets?
A
Quiere algo más?
6
Q
Wilt u contant betalen of met pinpas?
A
Paga en efectivo o con tarjeta?
7
Q
Met pinpas, alstublieft.
A
Con tarjeta, por favor.