Reconstructie vragen Flashcards

1
Q

Wie kan best geen gebruik maken van kwalitatieve data?

a. Emanuele wil nagaan welke sporten studenten zoal beoefenen
b. Antoine wil studiekeuzen tussen meisjes en jongens vergelijken
c. Jasper wil weten waarom sommige mensen geen mondkapje dragen
d. Pascalle wil weten wat er leeft bij bewoners van woonzorgcentra

A

b. Antoine wil studiekeuzen tussen meisjes en jongens vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Metafoor van recept voor kwantitatief en avontuur voor kwalitatief zijn gekozen omdat…

a. Kwalitatief onderzoek groter risico op falen heeft dan kwantitatief onderzoek
b. Er zijn betere criteria om kwaliteit te beoordelen voor kwantitatief dan voor kwalitatief onderzoek
c. Uitkomst van kwantitatief onderzoek van tevoren gekend is maar niet van kwalitatief onderzoek
d. Kwalitatief onderzoek vooral gebaseerd is op inductie en kwantitatief onderzoek op deductie

A

d. Kwalitatief onderzoek vooral gebaseerd is op inductie en kwantitatief onderzoek op deductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke uitspraak is niet onderscheidend voor positivisme als kennistheoretische benadering?

a. Het doel van onderzoek is objectieve kennis voor werkelijkheid opdoen
b. Hoe meer onderscheidend, hoe mee we te weten komen over werkelijkheid
c. Doel van onderzoek is om theorie te toetsen aan empirische data
d. Om goed onderzoek te doen moet onderzoeker neutraal zijn

A

c. Doel van onderzoek is om theorie te toetsen aan empirische data

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Er zijn culturele verschillen in het belang van eigen keuze voor motivatie. Dit werd afgeleid uit een vergelijking van relatie-advertenties tussen India en de V.S. en getoetst in een cross-cultureel experiment. Dit is een voorbeeld van…

a. Deductie (advertenties) en inductie (experiment)
b. Deductie (experiment) en inductie (advertenties)
c. Twee keer inductie
d. Twee keer deductie

A

b. Deductie (experiment) en inductie (advertenties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is geen voorbeeld van een goede probe in kwalitatieve interviews?
a. Om meer gegevens te verkrijgen bij een antwoord
b. Om verduidelijking te vragen bij een antwoord
c. Om feedback te geven op een antwoord
d. Om meer details te krijgen bij een antwoord

A

c. Om feedback te geven op een antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meg’s paniekverhaal is een narratief omdat… Welke reden is niet juist?

a. Zij haar individuele perspectief laat zien
b. Zij de betekenis van haar paniek onderhandelt
c. Zij samen met de interviewer op zoek gaan naar een verklaring
d. Zij antwoord geeft op de vragen van de interviewer

A

d. Zij antwoord geeft op de vragen van de interviewer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is GEEN goede reden om gebruik te maken van de methode van focusgroepen?

a. Verschillende individuen tegelijk te interviewen
b. Zicht te krijgen op meningsverschillen in een groep
c. Zicht te krijgen op gedeelde aannames in een groep
d. Sociale interacties te bestuderen in hun natuurlijke context

A

a. Verschillende individuen tegelijk te interviewen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie maakt best GEEN gebruik van focusgroepen?

a. Karen wil weten hoe bevooroordeeld leraars zijn tegen minderheidsleerlingen
b. Batja wil weten welke argumenten studenten hebben voor of tegen afstandsonderwijs
c. Loes wil weten hoe jongeren spontaan praten over de coronamaatregelen
d. Jozefien wil weten hoe buurtbewoners tot consensus komen over fietsstraten

A

a. Karen wil weten hoe bevooroordeeld leraars zijn tegen minderheidsleerlingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Erdem maakt 4 focusgroepen met BA en MA studenten psychologie en pedagogiek voor discussie over afstandsonderwijs. Welk design is dit?

a. Single category
b. Multiple category
c. Broad involvement
d. Double layered

A

d. Double layered

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De ‘late dienst’ is GEEN gevalsstudie omdat …

a. Het een eigentijds fenomeen onderzoekt
b. Het observaties combineert met interviews
c. Een klein aantal gezinnen eraan deelneemt
d. De gezinnen in hun natuurlijke omgeving worden bestudeert

A

c. Een klein aantal gezinnen eraan deelneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De ‘late dienst’ is een … gevalsstudie.

a. Enkelvoudige holistische
b. Enkelvoudige ingebedde
c. Meervoudige holistische
d. Meervoudige ingebedde

A

d. Meervoudige ingebedde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke concrete (1) en abstracte (2) eenheden kiest ‘de late dienst’?

a. (1) Gezin, (2) Individu
b. (1) Gezin, (2) Proces van besluitvorming
c. (1) Gezin, (2) Maatschappij
d. (1) Relatie, (2) Proces van besluitvorming

A

b. (1) Gezin, (2) Proces van besluitvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk soort enkelvoudige case zijn Nancy en Evan?

a. Typisch geval
b. Kritisch geval
c. Extreem geval
d. Uniek geval

A

c. Extreem geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Karine interviewt buurtbewoners over hun ervaringen met criminaliteit in de buurt. Op de inhoud van die interviews baseert zij vervolgens een vragenlijst met voorbepaalde antwoordcategorieën. Deze methode wordt het nauwkeurigst beschreven als:

a. Convergent gelijktijdig onderzoek
b. Verdiepend onderzoek
c. Voorbereidend onderzoek
d. Veelfasig onderzoek

A

c. Voorbereidend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk van onderstaande onderzoeken is een goed voorbeeld van een gecombineerde methoden?

a. Piet doet een labo experiment en neemt gelijktijdig een gestandaardiseerde vragenlijst af
b. Jan doet open interviews met informanten in het kader van participerende observatie
c. Ulas neemt een gestandaardiseerde vragenlijst af en doet vervolgens nog enkele diepte-interviews
d. Naomi doet een lab experiment en ontwikkelt vervolgens een experimentele interventie in een hospitaal.

A

c. Ulas neemt een gestandaardiseerde vragenlijst af en doet vervolgens nog enkele diepte-interviews

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is fout aan het Hawthorne-effect?

a. het verklaart het balang van sociale structuur op de werkprestatie
b. andere naam is Labov paradox van de waarneming
c. dat werknemers even goed presteerde met en zonder licht
d. coverte onderzoeker voorkomt Hawthorne effect

A

a. het verklaart het balang van sociale structuur op de werkprestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat hoort niet bij de formele omgeving van een onderzoeker

a. Ethische comissie
b. doelgroep
c. vakvereniging
d. Tijdschrift waar je wil publiceren

A

b. doelgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is geen goed voorbeeld van een twijfelachtige onderzoekspraktijk?

a. het creatief weglaten van de uitbijters
b. achteraf een conditie weglaten
c. geen publieke toegang geven tot een deel van de originele data
d. bevindingen van andere onderzoekers overnemen zonder bronvermelding (plagiaat)

A

c. geen publieke toegang geven tot een deel van de originele data

19
Q

Wat doet een onderzoeker niet tijdens focusgroepen?

a. plaatsen toewijzen en op de tijd letten
b. iets met groepsdruk regelen
c. Stellingen overwegen
d. meningen herhalen en op andere manier formuleren

A

c. Stellingen overwegen

20
Q

Wat moet een onderzoeker niet doen tijdens kwalitatief interview?

a. stilte inlassen om zo persoon verder te laten vertellen
b. kritische vragen stellen om zo de logiche samenhang te controleren
c. doorvragen om meer duidelijkheid te krijgen
d. allemaal

A

b. kritische vragen stellen om zo de logiche samenhang te controleren

21
Q

Atlas.Ti waarvoor gebruikt in het onderzoek van redelijk racisme

a. ondersteuning van de codes
b. data invoeren in exploratieve factoranalyse
c. interbeoordelaars overeenkomst meten

A

a. ondersteuning van de codes

22
Q

Vraag over cohen’s kappa = zeer hoog

a. segmenten coderen bij juiste categorieen na gecontroleerd voor kansniveau
b. segmenten coderen bij juiste categorie zonder kansniveau

A

a. segmenten coderen bij juiste categorieen na gecontroleerd voor kansniveau

23
Q

Volgorde tekst segmenteren?
a. Data selecteren, descriptief coderen, abstract coderen
b. data selecteren, abstract coderen, destrictief coderen
c. abstract coderen, data selecteren, descriptief coderen
d.abstract coderen, descriptief coderen, data selecteren

A

a. Data selecteren, descriptief coderen, abstract coderen

24
Q

Discriminatie op het werk: iets met onderzoeker doet participerende observatie op de werkvloer, grote vragenlijst bij alle werknemers en kwal interviews met 5 werknemers uit een bedrijf, voor wat controleert hij/wat doet hij

a. interne consistentie
b. triangulatie
c. sociale wenselijkheid
d. replicatie

A

b) triangulatie

25
Q

iets met meisje doet onderzoek krijgt videobeelden van moeders en hun tienerdochters en wil dan mee de intonatie, blik richting, lachen, snelheid meenemen in transcript, welk ‘programma’ kiest ze?
a. Spaff
b. Jefferson
c. Secreterial transcription
d. Geen van bovenstaande

A

b. Jefferson

26
Q

Hoe verschillen gevalsstudies van etnografie of experiment??

a. gevalsstudie: eerst theorie dan data, analytische veralgemening
b. gevalsstudie: eerst data dan theorie, analytische veralgemening
c. gevalsstudie: eerst theorie dan data, statistische veralgemening
d. gevalsstudie: eerst theorie dan data, statistische veralgemening

A

a. gevalsstudie: eerst theorie dan data, analytische veralgemening

27
Q

Marie observeert op het werk dat mensen minder stress ervaren als ze vaste werktijden hebben. Hierop baseert ze een theorie dat wat antwoorden betreft stress vaste werktijden belangrijker zijn dan het aantal uren dat gewerkt wordt. Ze baseert hierop haar experiment met twee groepen. Eén groep werkt op vaste tijden en 7u per dag, de andere groep werkt op flexibele tijdstippen maar ook 7u per dag. Waar maakt Marie gebruikt van?

a. eerst inductie dan deductie
b. eerst deductie dan inductie
c. deductie
d. inductie

A

a. eerst inductie dan deductie

28
Q

Interviews op 3 universiteiten over seksuele intimidatie. Ze doen eerst een ongestructreerd intveriew met slachtoffers van seksuele intimidatie van 3 verschillende faculteiten, daarna doen ze een gestructureerd interview met de 3 decanen van deze faculteiten. Wat voor soort studie is dit?

a. Ingebed enkelvoudige gevalsstudie
b. ingebedde meervoudige gevalstudie
c. hollistisch enkelvoudig
d. hollistisch meervoudig

A

b. ingebedde meervoudige gevalstudie

29
Q

vraag over Ghanese en Amerikaanse studie met 2 stellingen:

i. semi-gestructureerde interviews gevensspontaan weer hoe Ghanesen en Amerikanen betekenis geven aan vijandigheid

ii. survey-onderzoek erna geeft weer met welke frequentie Ghanesen en Amerikanen rapporteren over vijandigheid

a. i is juist, ii is fout
b. ii is juist, i is fout I
c. beide juist
d. beide fout

A

c. beide juist

30
Q

wat is geen vraag van sociaal constructivisten?

a. hoe object geconstrueerd wordt
b. hoe subjectposities worden geconstrueerd
c. Hoe constructie tot actiemogelijkheden leidt
d. gevolgen

A

b. hoe subjectposities worden geconstrueerd

31
Q

Niet alleen woorden, maar ook intonatie, glimlach en snelheid coderen

a. SPAFF
b. FACS
c. Jefferson transcriptiesysteem
d. Orthografisch of playscript transcriptiesysteem

A

c. Jefferson transcriptiesysteem

32
Q

Welke vorm was het onderzoek over seksuele intimidatie op de 3 verschillende faculteiten met gestructureerde vragenlijst bij decanen en open vragenlijst bij leerlingen ofzoiets

a. ingebed meervoudige gevalstudie
b. holistisch meervoudig
c. ingebed enkelvoudig
d. holistisch enkelvoudig

A

a. ingebed meervoudige gevalstudie

33
Q

welke is een narratief?
i. Meisje praat tegen vriendin over haar liefdesleven
ii. Fatima vult open vragenlijst in over haar ervaringen met racisme
iii. Salesmanager tegen iemand over voorkeuren van bepaalde producten

a. I en ii juist, iii niet
b. Ii en iii juist, i niet
c. I en iii juist, ii niet
d. Allemaal juist

A

c. I en iii juist, ii niet

34
Q

4 focusgroepen (2x2: werkend vs niet werkend + migratieachtergrond vs. geen migratieachtergrond)

a. Double layered
b. multiple category
c. broad involvemnt
d. geen van bovenstaande

A

a. Double layered

35
Q

Geen rol onderzoeker in focusgroepen

a. eigen mening delen
b. Groepssfeer op peil houden
c. Aanduiden wie mag spreken
d. op de tijd letten en mensen toewijzen aan een stoel

A

a. eigen mening delen

36
Q

Eerst kwalitatief onderzoek 6 mannen en vrouwen, daarna gestructureerde vragenlijst

a. Verdiepend
b. Voorbereidend
c. gelijktijdig
d. aanvullend

A

b. Voorbereidend

37
Q

Wat niet verplicht rapporteren in informed consent?
a. Wat deelnemers gevraagd wordt te doen
b. Wat mogelijke risico’s zijn
c. Doelen van onderzoek
d. Waar men de resultaten kan terugvinden achteraf

A

c. Doelen van onderzoek

38
Q

Welke kwalitatieve methode kunnen we best gebruiken wanneer we willen observeren hoe politie onderling praat over vluchtelingen en hoe leerlingen best hun ervaringen met initiatie activiteiten kunnen delen

a. politie=focusgroepen, leerlingen = interview openvragen b. politie = natuurlijke observatie, leerlingen = interview open vragen
c. politie = natuurlijke observatie, leerlingen = participerende observatie
d. politie = focusgroepen, leerlingen = participerende observatie

A

a. politie=focusgroepen, leerlingen = interview openvragen

39
Q

Betrouwbaarheid meten: dagboeken en vragenlijst psychologische stress tijdens en na piek corona

a. Test-hertest
b. Interne consistentie
c. Triangulatie

A

c. Triangulatie

40
Q

wat moet een interviewer niet doen en brengt schade aan de relatie wanneer iemand juist verteld heeft dat hij zich op school onbegrepen voelde door de leerkrachten?

a. Zelf over vroeger beginnen
b. Aanmoedigen om verder te vertellen
c. Even een Stilte laten vallen
d. vragen om meer uitleg te geven over wat men bedoeld met ‘onbegrepen voelen’

A

a. Zelf over vroeger beginnen

41
Q

belangrijkste verschil LIWC en atlas.ti

a. LIWC frequentie van woorden tellen en bij atlas.ti zelf categoriseren
b. LIWC frequentie van woorden tellen, bij atlas.ti frequentie van categorieën
c LIWC frequentie van categorieën, bij altas.ti moet je zelf nog coderen
d. …

A

a. LIWC frequentie van woorden tellen en bij atlas.ti zelf categoriseren

42
Q

Verhouding observatie en ongestructureerd interview
i. verrijken elkaar
ii. bij observatie kan de onderzoeker een neutralere positie innemen dan wanneer hij co-verteller is in het interview

a. i juist, ii fout
b. ii juist, i fout
c. ii en i juist
d. ii en i fout

A

c. ii en i juist

43
Q

Wat is Labov paradox van de waarnemer?

a. onderzoeker wilt natuurlijk observeren maar zijn aanwezigheid verstoort die natuurlijkheid / heeft effect
b. onderzoeker wil privacy onderzoeken maar door sociale aanwezigheid is die er niet

A

a. onderzoeker wilt natuurlijk observeren maar zijn aanwezigheid verstoort die natuurlijkheid / heeft effect

44
Q

2 stellingen:
i. Letterlijk coderen is woorden die expliciet gezegd worden in transcript coderen
ii. bij funtioneel coderen interpreteren we de data al tijdens het coderen ifv gedrag enzo

a. I is juist, II onjuist
b. ii juist, i onjuist
c. Beide juist
d. Beide onjuist

A

c. Beide juist