Les 8 Flashcards
discoursanalyse
methode van analyse die zich bezig houd met ‘hoe’ vragen. Het analyseert natuurlijk taalgebruik in natuurlijke setting en constructie van de werkelijkheid dmv taal.
doel van discours- / vertooganalyse
bekijken van betekenisgeving ( = constructie), sociale context en doelgerichtheid in taalgebruik
twee invloedrijke taalfilosofen
Wittgenstein
Austin
Wittgenstein
taalfilosoof met de ideeën van taalspelen & idee dat private taal niet bestaat
Austin
taalfilosoof met de ideeën van taal act & taal hetzelfde is als gedrag
Taalspelen
idee van Wittgenstein waar er in taalgebruik impliciete sociale taalregels bestaan
taal act
idee van Austin dat taal een performatieve functie en een constaterende functie, maar beide zijn verschillend van elkaar
taal is gedrag
idee van Austin dat taal iets dat waar mensen iets mee doen. (kwetsen, troosten, vragen, dwingen,…)
Wat zijn de kenmerken van een discoursanalyse
- sociaal contructivistische opvatting van taal
- focus op sociale actie en interactie
- verbanden tussen micro en macro
micro-macro linkage (in discoursanalyse)
- micro = individueel niveau
- macro = grote sociale systemen
bekijken van taal in bredere maatschappelijke context
Inhoudsanalyse vs. discoursanalyse
KENMERKEN INHOUDSANALYSE:
* weinig abstract,
* beschrijvend,
* ontdekken,
* taal als weergave van een object,
* onderzoeker is neutraal,
* data gedreven,
* inductief,
* realistisch
KENMERKEN DISCOURSANALYSE:
* zeer abstract,
* interpreterend,
* betekenis construeren,
* taal als manier van betekenis construeren,
* onderzoeker is actieve deelnemer,
* theorie gedreven,
* deductief,
* sociaal-constructivisme
Waarin hoort discoursanalyse thuis? (welk domein v/d psychologie)
discursieve psychologie
discursieve psychologie
alternatief paradigma die bezig is met communicatieve processen & sociale interacties waar realiteit het product is van communicatie
- discourspsychologie is niet alleen een methode maar ook een theoretische benadering in (sociale) psychologie
Discursieve psychologie is het tegenovergestelde van
cognitieve psychologie
Wat is de centrale stelling van discursieve psychologie
hoe mensen met elkaar praten over een thema laat zien hoe zij denken ( <=> in het hoofd van mensen kijken)
perfomatieve functie van taal
door taal te gebruiken maak je iets/doe je iets/ heb je
een effect/beïnvloedt je mensen
constaterende functie van taal
taal benoemd iets wat er al is, ik heb een gevoel en constateer dit
radicaal sociaal
niet geïnteresseerd wat in het hoofd zit, maar hoe werkelijkheid sociaal geconstrueerd wordt
Wat zijn de databronnen van discoursanalyse
- Ongeconstrueerde interviews (hoe ongestructureerder, hoe beter; komt dichter bij spontaan, natuurlijk taalgebruik) - zelfs discussie over interview zelf, aangezien dit niet volledig natuurlijk is
- Focusgroepen
- Natuurlijke conversaties in levensechte setting
Hoe analyseren we databronnen van een discoursanalyse?
- Constructie: hoe gebruiken autochtone buurtbewoners taal om betekenis te geven
- Context: in welke context gebeurt dit
- Actiegerichtheid (het performatieve): welk gevolg/effect heeft taalgebruik
Genre
formele regels rond stijl en vormen van taalgebruik in sociale setting (roman, onderzoeksrapport, politieke toespraak,…)
Register
manieren/stijlen van taalgebruik in bepaalde situaties + smaller & minder regels tov genres
footing
positie van spreken vb. eigen standpunt innemen, andermans woorden, bestaande kaders
dialoog
argumenten en tegenargumenten tussen sprekers
retoriek
overtuigingskracht, mate dat bedoeld effect wordt bereikt
betrokkenheid en verantwoording
taalgebruik van betrokken partij is al dan niet neutraal of vrijblijvend, bepaalde inzet
(maintaining) face
acceptabele zelfrepresentatie behouden/nastreven
interpretatieve repertoires
een bouwblok voor constructie van betekenis die herkenbaar is: er zijn één of enkele wederkerende termen of metaforen die gekoppeld zijn aan bepaald taalgebruik
Hoe onderscheiden we interpretatieve repertoires
adhv de procedures van Potter, Willig en Foucault
Potter’s benadering
- Patronen zoeken: vertonen elementen het verwachte patroon/verwachte samenhang?
- opeenvolging: idee formuleren over verwachte effect vanuit opeenvolging van elementen
- afwijkende gevallen: zijn er citaten die niet passen in verwachte patroon?
- ander materiaal: doorstaat idee toetsing aan ander materiaal?
Willig’s benadering
- constructie: hoe wordt object geconstrueerd?
- variabiliteit: welke verschillende repertoires worden gebruikt?, welke verschillende vertogen over zelfde object
- context en actiegerichtheid: in welke context en welk effect beoogd, gevolgen van verschillende vertogen
Foucaults benadering
- Hoe wordt object geconstrueerd?
- Variabiliteit (identificeer verschilllende vertogen over zelfde object)
- Actiegerichtheid (identificeer gevolgen/effect van verschillende vertogen)
- Welke subjectposities en machtsverhoudingen definieert een vertoog?
- Welke actiemogelijkheden om machtsverhoudingen te veranderen sluit of opent een vertoog? (machtsverhoudingen steeds herbevestigd, of verandering gebracht doorheen vertoog?)
4=micro
5=macro
vertoogkaders
= brede culturele betekenissystemen waar mensen uit putten
= Foucauldiaans
Vertoogpraktijken
=gemotiveerde en gesitueerde manieren van spreken
= sociaalconstructivistisch
analyseniveau sociaalcontructivistisch
micro (=onmiddellijke situatie, specifieke sociale interacties)
analyseniveau Foucauldiaans
macro (=breder, cultuurhistorische, maatschappelijke, institutionele contexten)